Uitspraak Nº 200.258.061_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2020-06-02

ECLIECLI:NL:GHSHE:2020:1698
Date02 Junio 2020
Docket Number200.258.061_01
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht

zaaknummer 200.258.061/01

arrest van 2 juni 2020

in de zaak van

[appellant] h.o.d.n. [Techniek & Revisie] Techniek & Revisie,

wonende te [woonplaats] ,

appellant in principaal hoger beroep,

geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,

hierna aan te duiden als [appellant] ,

advocaat: mr. T.M. Kools te Roosendaal,

tegen

Metaalbewerkingsbedrijf [Metaalbewerkingsbedrijf] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

geïntimeerde in principaal hoger beroep,

appellante in incidenteel hoger beroep,

hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. J.Ch. van der Tak te Bergen op Zoom,

op het bij exploot van dagvaarding van 8 april 2019 ingeleide hoger beroep van de vonnissen van 31 mei 2017 en 30 januari 2019, door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, gewezen tussen [appellant] als eiser in conventie, verweerder in reconventie en [geïntimeerde] als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie.

1 Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/278341 / HA ZA 14-187)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen en naar de tussenvonnissen van 30 april 2014, 11 maart 2015, 31 januari 2018 en 5 september 2018.

2 Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding in hoger beroep;

  • -

    de memorie van grieven met één productie en eiswijziging;

  • -

    de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep;

  • -

    de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3 De beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep

3.1.

In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.

3.1.1.

Tussen [appellant] als opdrachtgever en [geïntimeerde] als aannemer is op 23 december 2012 een aannemingsovereenkomst gesloten met betrekking tot een nieuw te bouwen bedrijfspand voor [appellant] . [appellant] heeft de staalconstructie voor het bedrijfspand zelf vervaardigd. Aan [geïntimeerde] is opgedragen: de montage van de staalconstructie, de levering en montage van de dak- en gevelbeplating alsmede de levering en montage van goten en hemelwaterafvoeren, binnenwanden, binnendeuren en stalen buitenloopdeuren.

De aanneemsom bedroeg € 60.000,- exclusief btw.

3.1.2.

Het bedrijfspand is op 1 augustus 2013 door [appellant] in gebruik genomen.

3.1.3.

Op 11 september 2013 heeft [appellant] bij [geïntimeerde] geklaagd over lekkages als gevolg van binnenkomend regenwater in de bedrijfsruimte. Vervolgens is door [appellant] ook geklaagd over tochtproblemen in de bedrijfsruimte.

3.1.4.

De eindfactuur van [geïntimeerde] , gedateerd 19 augustus 2013 ten bedrage van

€ 12.100,- inclusief btw, waarvoor een betalingstermijn van 14 dagen gold, is door [appellant] niet voldaan.

3.2.

[appellant] vorderde in eerste aanleg, na wijziging van zijn eis (samengevat):

- primair: vergoeding van de door hem geleden schade, voorlopig begroot op € 57.590,50

met wettelijke rente;

- subsidiair: deugdelijke nakoming door [geïntimeerde] van de tussen partijen gesloten

overeenkomst, dit op verbeurte van een dwangsom;

- zowel primair als subsidiair: vergoeding van de door [appellant] geleden schade als gevolg

van het (eventueel) stilleggen van de werkzaamheden in het bedrijf van [appellant]

gedurende de nog uit te voeren (herstel)werkzaamheden, nader op te maken bij staat en te

vereffenen volgens de wet, met wettelijke rente;

- zowel primair als subsidiair: veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten met inbegrip

van de kosten van het deskundigenonderzoek, te vermeerderen met wettelijke rente alsmede

de veroordeling van [geïntimeerde] in de eventuele nakosten.

[geïntimeerde] vorderde in reconventie (samengevat) de veroordeling van [appellant] tot betaling van de nog openstaande factuur ad € 12.100,- te vermeerderen met de wettelijke handelsrente.

3.3.

De rechtbank heeft bij tussenvonnissen van 11 maart 2015 en 31 mei 2017 een deskundigenonderzoek respectievelijk een nader deskundigenonderzoek gelast met betrekking tot de door [appellant] gestelde gebreken aan het bedrijfspand.

De rechtbank heeft in het eindvonnis van 30 januari 2019 [geïntimeerde] in conventie veroordeeld tot het verrichten van herstelwerkzaamheden betreffende het gootdetail in verband met lekkages en tot het afdichten van de sandwichpanelengevels aan de binnenzijde middels kitvoegen in verband met tochtproblemen, dit laatste binnen twee maanden na het vonnis, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag met een maximum van € 30.000,- bij overschrijding hiervan. Daarnaast is [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 10.000,- in verband met noodzakelijke vernieuwing van de kitvoegen in de toekomst.

De rechtbank heeft de reconventionele vordering van [geïntimeerde] afgewezen.

[geïntimeerde] is door de rechtbank veroordeeld tot betaling van de proceskosten in conventie en in reconventie en tot betaling van eventuele nakosten.

3.4.

[appellant] kan zich niet verenigen met het eindvonnis van de rechtbank en heeft daartegen vier grieven aangevoerd. De grieven richten zich tegen de afwijzing door de rechtbank van de primair door hem...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT