Uitspraak Nº 200.259.449_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2020-02-20

ECLIECLI:NL:GHSHE:2020:634
Date20 Febrero 2020
Docket Number200.259.449_01
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht

zaaknummer : 200.259.449/01

zaaknummer rechtbank : C/03/248398 / FA RK 18-1234

beschikking van de meervoudige kamer van 20 februari 2020

inzake

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekster,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. A. van den Eshoff te Meerssen,

tegen

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerder,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. J.F.E. Kikken te Heerlen.

1 Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg (Maastricht) van 18 februari 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2 Het geding in hoger beroep
2.1.

De vrouw is op 14 mei 2019 in hoger beroep gekomen van de voormelde beschikking van 18 februari 2019.

2.2.

De man heeft op 25 juni 2019 een verweerschrift ingediend.

2.3.

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling eerste aanleg d.d. 21 januari 2019;

- een journaalbericht van de zijde van de man van 19 december 2019 met bijlagen, ingekomen op 20 december 2019;

- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 19 december 2019 met bijlagen, ingekomen op 27 december 2019.

2.4.

De mondelinge behandeling heeft op 9 januari 2020 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3 De feiten
3.1.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.

3.2.

Partijen zijn op 11 augustus 1997 in de gemeente [gemeente] met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk van partijen zijn geen thans nog minderjarige kinderen geboren.

3.3.

Bij beschikking voorlopige voorzieningen van de rechtbank Limburg (Maastricht) van 18 oktober 2018 is onder meer bepaald dat de man als bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw (hierna ook: partneralimentatie) een bedrag van € 1.023,- per maand dient te voldoen.

4 De omvang van het geschil
4.1.

Bij de bestreden beschikking is onder meer tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. Deze beschikking was op het moment van de mondelinge behandeling nog niet ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

Bij de bestreden beschikking is voorts, voor zover thans van belang, het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een door de man te betalen partneralimentatie van € 3.000,- per maand afgewezen.

4.2.1.

De grieven van de vrouw zien op de echtscheiding, op de behoefte van de vrouw en op haar behoeftigheid en op de draagkracht van de man.

4.2.2.

De vrouw heeft verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de echtscheiding tussen partijen uit te spreken en een door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie vast te stellen van € 3.536,74 bruto per maand, althans een partneralimentatie die het hof juist acht met ingang van de dag dat de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

4.3.

De man heeft verzocht de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar verzoeken af te wijzen als ongegrond en onbewezen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, zo nodig met aanvulling of verbetering van de gronden. Kosten rechtens.

5 De motivering van de beslissing

Vol appel

5.1.

Het hof stelt allereerst vast dat de vrouw vol appel heeft ingesteld tegen de bestreden beschikking. Nu de vrouw weliswaar een grief heeft aangevoerd tegen bij die beschikking uitgesproken echtscheiding, maar de vrouw, gelet op haar verzoek, wel tot echtscheiding wenst te komen, faalt de grief van de vrouw en zal het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de echtscheiding bekrachtigen.

Ingangsdatum partneralimentatie

5.2.

Het hof merkt vooraf op dat, gelet op het bepaalde in artikel 826 lid 1, sub c, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, en het feit dat de rechtbank het verzoek inzake definitieve alimentatie heeft afgewezen, de bij beschikking voorlopige voorzieningen vastgestelde partneralimentatie van kracht blijft tot het moment dat de hierna door het hof te geven beslissing omtrent partneralimentatie voor tenuitvoerlegging vatbaar wordt, hetgeen in elk geval niet eerder zal zijn dan de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. Bij de hierna te maken draagkrachtberekening gaat het hof uit van inschrijving echtscheiding in 2020 en derhalve van de fiscale cijfers van 2020.

Hoogte behoefte van de vrouw

5.3.1.

De vrouw heeft gesteld dat de rechtbank bij het bepalen van haar huwelijksgerelateerde behoefte ten onrechte is uitgegaan van de gemiddelde winst uit de gezamenlijke onderneming van partijen ‘ [onderneming] ’ over de jaren 2014, 2015 en 2016 waarbij het resultaat in 2017, als exceptioneel, ten onrechte buiten beschouwing is gelaten, waardoor de rechtbank de behoefte van de vrouw ten onrechte heeft bepaald op

€ 1.733,- netto per maand. Primair dient, aldus de vrouw, uitgegaan te worden van de winst in 2017, waaruit een behoefte volgt van € 4.331,70 netto per maand, en subsidiair, van een gemiddelde winst over de laatste drie jaar van de samenwoning van partijen, derhalve over de jaren 2015, 2016 en 2017, waaruit een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT