Uitspraak Nº 200.260.798/01. Gerechtshof Den Haag, 2020-04-28

ECLIECLI:NL:GHDHA:2020:875
Date28 Abril 2020
Docket Number200.260.798/01
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.260.798/01

Rekestnummer rechtbank : 7400435 \ EJ VERZ 18-87462

beschikking van 28 april 2020

inzake

[naam] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekster (in hoger beroep),

hierna te noemen: [verzoekster] ,

advocaat: mr. V. Stavleu te Leiden,

tegen

Stichting Rivierduinen,

gevestigd te Leiden,

verweerster (in hoger beroep),

hierna te noemen: Rivierduinen,

advocaat: mr. R. Bijlsma te Arnhem.

Het geding

Bij beroepschrift (met producties), ingekomen ter griffie van het hof op 13 juni 2019, is [verzoekster] in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gewezen beschikking van de kantonrechter te Den Haag van 13 maart 2019. Rivierduinen heeft een verweerschrift (met productie) ingediend. Op 20 december 2019 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt. Vervolgens hebben partijen het hof verzocht beschikking te wijzen.


Beoordeling van het hoger beroep

1. De kantonrechter heeft onder 2.1 tot en met 2.15 een aantal feiten vastgesteld. [verzoekster] heeft de juistheid van een deel daarvan in haar beroepschrift bestreden. Het hof ziet hierin aanleiding om de feiten opnieuw vast te stellen. Feiten die door de ene partij zijn gesteld en door de andere partij niet, of onvoldoende gemotiveerd, zijn betwist, staan in dit geding tussen partijen vast. Met inachtneming daarvan gaat het hof uit van de volgende feiten:

1.1

Rivierduinen biedt als GGZ Rivierduinen geestelijke gezondheidszorg aan de inwoners

van het noorden en midden van Zuid-Holland. De organisatie van Rivierduinen bestaat uit

meerdere afdelingen verdeeld over meerdere vestigingen.

1.2

[verzoekster] , geboren op [geboortedag] 1956, is op 1 september 2006 in dienst getreden bij

Rivierduinen. In 2014 vond bij Rivierduinen een reorganisatie plaats. [verzoekster] heeft toen

moeten solliciteren op haar vernieuwde eigen functie van manager Algemene Zaken van

Movens. [verzoekster] heeft de sollicitatieprocedure, waartoe tevens een assessment behoorde, met succes doorlopen. Met ingang van 1 juli 2014 vervulde [verzoekster] die functie van manager Algemene Zaken. Het salaris van [verzoekster] bedroeg laatstelijk € 5.140,33 bruto per maand.

1.3

Als manager Algemene Zaken gaf [verzoekster] leiding aan een groep medewerkers (circa
50) en gaf zij uitvoering aan het beleid zoals vastgelegd door de directie binnen de kaders van het Rivierduinenbeleid, en wel zodanig dat doelstellingen ten aanzien van patiëntenzorg en bedrijfsvoering werden gerealiseerd. De hoofdtaken binnen deze functie waren gericht op de verantwoordelijkheid voor zorg en bedrijfsvoering en de verantwoordelijkheid voor het

personeelsbeleid voor het organisatieonderdeel waar leiding aan werd gegeven.

1.4

Rivierduinen kent een regeling voor het sturen op de gewenste resultaten en ontwikkeling van medewerkers: de Resultaat- en Ontwikkelcyclus (hierna: R&O-regeling). De R&O-regeling bevat onder meer bepalingen over resultaat- en ontwikkelgesprekken (hierna: R&O-gesprekken) en beoordelingsgesprekken.

In de regeling is – kort en zakelijk weergegeven – vermeld dat het R&O-gesprek een tweezijdig gesprek is dat tenminste één maal per jaar wordt gevoerd tussen leidinggevende en medewerker om stil te staan bij gehaalde en beoogde resultaten en ontwikkeling van de werknemer. R&O-gesprekken dienen bij te dragen aan een cultuur van positieve feedback binnen Rivierduinen. Uitgangspunt is dat beide gesprekspartners in het R&O-gesprek geen verrassingen hebben voor elkaar: men mag wederzijds veronderstellen dat (ingrijpende) feedback niet bewaard wordt tot het R&O-gesprek. Van het R&O-gesprek wordt een gespreksverslag opgemaakt.
In de regeling is voorts vermeld dat het beoordelingsgesprek conform CAO een gesprek is met een eenzijdig karakter waarbij de leidinggevende de functie-uitoefening van de werknemer beoordeelt. De leidinggevende beoordeelt de functie- uitoefening van de werknemer over een periode van ten hoogste de laatste twee jaar met behulp van het beoordelingsformulier. De beoordeling dient schriftelijk te worden onderbouwd, en wordt door de beoordelaar in een gesprek, waarvoor de werknemer ten minste twee weken tevoren schriftelijk wordt uitgenodigd, uitgesproken en toegelicht. Bij een onvoldoende beoordeling van het functioneren, volgt een verbetertraject. Van het beoordelingsgesprek wordt een verslag opgemaakt. De werknemer kan bezwaar aantekenen tegen de uitgebrachte beoordeling.

1.5

Op 15 mei 2017 heeft [verzoekster] een R&O-gesprek gehad met (in elk geval) haar leidinggevende [de directeur] (hierna: [de directeur] ), directeur algemene zaken.

Hiervoor heeft alleen [verzoekster] onderwerpen ingebracht. Tijdens dit gesprek is niet gesproken over enig disfunctioneren van [verzoekster] .

1.6

Op 5 april 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoekster] , [de directeur] en [de leidinggevende] (hierna: [de leidinggevende] ), directeur behandelzaken en leidinggevende. [de directeur] heeft het gesprek gepland in de agenda van [verzoekster] met als onderwerp: ’Financiën, kwaliteit van zorg, aanbod dagactiviteiten en managen herstelgerichtheid van medewerkers’. In dit gesprek is onder meer een tweetal klachten besproken van medewerkers over de wijze van leidinggeven van [verzoekster] . Door [de leidinggevende] is aan het eind van dit gesprek opgemerkt “dat het misschien eens tijd werd voor een andere leiderschapsstijl”, of woorden van gelijke strekking. Van het gesprek is geen verslag opgemaakt. Na het gesprek is [verzoekster] met vakantie gegaan.

1.7

Naar aanleiding van het gesprek van 5 april 2018 heeft [verzoekster] , na terugkomst van haar vakantie, op 18 april 2018 opnieuw een gesprek gehad met [de directeur] . [de directeur] heeft in dit gesprek onder meer gezegd een onderzoek te willen starten naar de signalen over het functioneren van [verzoekster] , en de resultaten daarvan te betrekken in een beoordelings- en verbetertraject. Ook van dit gesprek is geen verslag opgemaakt.

1.8

Op 22 mei 2018 heeft tussen [verzoekster] en [de directeur] , op basis van door [verzoekster] vooraf ingezonden input, een R&O-gesprek plaatsgevonden. De gespreksonderwerpen betroffen: de bedrijfsresultaten van Movens, het aansturen van medewerkers op goede resultaten, de klanttevredenheid, de herziene tarieven, en een brief aan twee samenwerkingspartners. In dit gesprek is tevens de mogelijkheid van beëindiging van de arbeidsovereenkomst middels een vaststellingsovereenkomst aan de orde geweest. Ook van dit gesprek is geen verslag opgemaakt.

1.9

Bij brief van 23 mei 2018 heeft [de directeur] [verzoekster] uitgenodigd voor een

vervolggesprek op 5 juni 2018. In die brief is vermeld dat [de directeur] graag met [verzoekster] verder wil spreken over twee opties:
a) beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden vanwege de verschillen van inzicht die er zijn over de invulling van de functie van Manager Algemene Zaken; en
b) voortzetting van het dienstverband in aangepaste vorm, waarbij is vermeld dat dit concreet betekent dat [verzoekster] niet als Manager Algemene Zaken van Movens blijft werken maar een andere rol met andere taken krijgt.

1.10

Tijdens het gesprek van 5 juni 2018 heeft [de directeur] namens Rivierduinen [verzoekster] een voorstel gedaan om te komen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst. [verzoekster] heeft het voorstel van de hand gewezen. Vervolgens heeft [verzoekster] zich tot een advocaat gewend.

1.11

Bij brief/e-mail van 18 juni 2018 heeft de advocaat van [verzoekster] aan [de directeur] geschreven dat [verzoekster] altijd goed heeft gefunctioneerd, en dat een onderbouwing of noodzaak om de arbeidsovereenkomst te beëindigen ontbreekt.

1.12

Bij brief van 27 juni 2018 heeft [de directeur] aan de advocaat van [verzoekster] geschreven dat [verzoekster] in de ogen van Rivierduinen onvoldoende functioneert, en dat het geen verbazing kan oproepen bij [verzoekster] dat Rivierduinen de arbeidsovereenkomst zou willen beëindigen. Gewezen wordt op diverse gesprekken met [verzoekster] sinds november 2016, waarin haar functioneren aan de orde is geweest, en op verschillende verbeterpunten benoemd in 2013 en 2015 die niet verbeterd zijn. Als bijlage wordt een “beoordeling uitoefening functie mevrouw [verzoekster] ” toegezonden.

1.13

Op 13 juli 2018 antwoordt de advocaat van [verzoekster] aan Rivierduinen dat [verzoekster] de “beoordeling uitoefening functie mevrouw [verzoekster] ” nog nooit eerder heeft gezien, dat deze een onjuiste weergave vormt van haar functioneren, en dat met [verzoekster] sinds de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT