Uitspraak Nº 200.261.035_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2019-09-26

ECLIECLI:NL:GHSHE:2019:3508
Docket Number200.261.035_01
Date26 Septiembre 2019
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht

Uitspraak : 26 september 2019

Zaaknummer : 200.261.035/01

Zaaknummer 1e aanleg : C/01/343584 / JE RK 19-261

in de zaak in hoger beroep van:

[de vader] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant,

hierna te noemen: de vader,

advocaat: mr. R.T.P. Tielemans,

tegen

Raad voor de Kinderbescherming,

regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,

verweerder,

hierna te noemen: de raad.

Als belanghebbenden worden aangemerkt:

  • -

    [de moeder] , hierna: de moeder;

  • -

    Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie [locatie] , hierna: de GI.

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 15 maart 2019.

2 Het geding in hoger beroep
2.1.

Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 14 juni 2019, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het de uithuisplaatsing betreft; kosten rechtens.

2.2.

Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 15 juli 2019, heeft de GI verzocht het hoger beroep van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking in stand te laten.

2.3.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 september 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

  • -

    de vader, bijgestaan door zijn advocaat;

  • -

    de raad, vertegenwoordigd mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] ;

  • -

    de GI, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de GI 1] en mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 2] .

De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

3 De beoordeling
3.1.

Op grond van art. 8 Verordening Brussel II-bis bezit de Nederlandse rechter rechtsmacht. Ingevolge art. 15 lid 1 Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is Nederlands intern recht van toepassing (vgl. ook art. 21 lid 1 Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996).

3.2.

De ouders zijn op 4 oktober 2010 in Kosovo met elkaar gehuwd. De vader woonde toen al in Nederland. In 2011 is de moeder ook naar Nederland gekomen. Tijdens dit huwelijk zijn geboren:

  • -

    [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] ;

  • -

    [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ;

  • -

    [minderjarige 3] (hierna: [minderjarige 3] ), op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] .

3.3.

Met ingang van 11 januari 2019 is er sprake van een (aanvankelijk: voorlopige) ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de kinderen.

[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verblijven sindsdien gezamenlijk op een geheime locatie.

3.4.1.

De raad heeft op 15 februari 2019 verzocht om zowel een ondertoezichtstelling van de kinderen voor de duur van twaalf maanden als een machtiging tot uithuisplaatsing (pleeggezinplaatsing) voor de duur van twaalf maanden.

3.4.2.

Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank de verzoeken van de raad toegewezen en de kinderen onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 15 maart 2019 tot 15 maart 2020. Verder heeft de rechtbank een machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen verleend in een voorziening voor pleegzorg met...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT