Uitspraak Nº 200.261.274/01. Gerechtshof Den Haag, 2020-02-11

ECLIECLI:NL:GHDHA:2020:421
Docket Number200.261.274/01
Date11 Febrero 2020
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.261.274/01

Zaaknummer rechtbank : C/10/542235 / HA ZA 18-24

arrest van 11 februari 2020

inzake

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ),

appellant,

hierna te noemen: de man,

advocaat: mr. K.E. van Hoeve te Sneek,

tegen

Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen,

zetelend te Rotterdam,

geïntimeerde,

hierna te noemen: het LBIO,

advocaat: mr. R.D. Rischen te Rotterdam.

Het geding

Bij exploot van 17 juni 2019 is de man in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam tussen partijen gewezen vonnis van 27 maart 2019, hierna: het bestreden vonnis. Het vonnis is bij vonnis van 19 juni 2019 ten aanzien van twee overwegingen daarin verbeterd.

Bij memorie van grieven met producties heeft de man vijf grieven aangevoerd.

Bij memorie van antwoord met producties heeft het LBIO de grieven bestreden.

De man heeft pleidooi gevraagd en heeft het procesdossier overgelegd. Partijen hebben op 5 december 2019 de zaak doen bepleiten, de man door zijn advocaat en het LBIO door zijn advocaat, beiden aan de hand van overgelegde pleitnotities.

Partijen hebben arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1. De door de rechtbank in het vonnis van 27 maart 2019 vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daar van uitgaan.

2. In het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vorderingen van de man afgewezen. De man is in de proceskosten veroordeeld. De man heeft in eerste aanleg gevorderd, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

- te bepalen dat hij geen (opslag)kosten aan het LBIO is verschuldigd;

- het LBIO te veroordelen om binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis aan de man de ten onrechte geïncasseerde bedragen te betalen, zijnde een bedrag van € 10.430,09, dat onder het beslag is gevallen en de teveel betaalde bedragen, waaronder de (opslag)kosten per maand;

- te bepalen dat het LBIO de inning staakt;

- het LBIO te veroordelen in de proceskosten van het kort geding en van de onderhavige procedure.

3. De man vordert dat het bestreden vonnis en het herstelvonnis d.d. 19 juni 2019 zullen worden vernietigd en dat het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vordering van de man (het hof leest: in eerste aanleg alsnog) zal toewijzen, met veroordeling van het LBIO in de kosten van beide procedures.

4. Het LBIO concludeert, uitvoerbaar bij voorraad, tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en het herstelvonnis d.d. 19 juni 2019, met veroordeling van de man in de kosten van het geding in hoger beroep, het salaris van de advocaat daaronder begrepen en met bepaling, dat de man die kosten dient te voldoen binnen veertien dagen na het wijzen van het arrest, bij gebreke waarvan de man de wettelijke rente over de kosten is verschuldigd vanaf veertien dagen vanaf het arrest tot de dag der algehele voldoening.

5. Het gaat in deze zaak om het volgende. De man is van 15 december 1993 tot 17 januari 2017 gehuwd geweest met [de vrouw] , hierna ook te noemen: de vrouw. Zij hebben vier kinderen, waarvan drie inmiddels meerderjarige. De man en de vrouw zijn schriftelijk overeengekomen dat de man aan de vrouw gedurende twaalf jaar maandelijks een bedrag van € 4.000,- per maand tot haar levensonderhoud zal uitkeren. Daarnaast zal de man een bedrag van € 750,- per maand per kind voldoen, zolang de kinderen thuis wonen. Vanaf het moment dat het betreffende kind uit huis is, zal de man een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT