Uitspraak Nº 200.261.046. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2020-03-03

ECLIECLI:NL:GHARL:2020:1842
Docket Number200.261.046
Date03 Marzo 2020
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.261.046/01

(zaaknummer rechtbank Gelderland 343863)

beschikking van 3 maart 2020

in de zaak van

[verzoeker] ,

wonende te [A] ,

verzoeker in het principaal hoger beroep,

verweerder in het incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de man,

advocaat: mr. H.C.D. Bos te Arnhem,

en

[verweerster] ,

wonende te [B] ,

verweerster in het principaal hoger beroep,

verweerster in het incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. C.L. van Olst te Arnhem.

1 De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 1 april 2019 (verder: de bestreden beschikking) en de hierop gevolgde herstelbeschikking van 29 mei 2019 (verder: de herstelbeschikking), beide uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2 De procedure in hoger beroep
2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het beroepschrift met producties, ingekomen op 11 juni 2019;

  • -

    het verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep;

  • -

    het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep;

  • -

    een journaalbericht van mr. Bos van 8 augustus 2019 met producties;

  • -

    een journaalbericht van mr. Bos van 6 december 2019 met producties;

  • -

    een journaalbericht van mr. Van Olst van 6 december 2019 met producties;

  • -

    een journaalbericht van mr. Van Olst van 10 december met producties, waaronder vermeerdering van het verzoek, en

  • -

    een journaalbericht van mr. Van Bos van 13 december 2019 met producties.

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 17 december 2019 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

2.3

De journaalberichten van mr. Van Olst van 10 december 2019 met producties, waaronder een akte tot vermeerdering van het verzoek in hoger beroep, en van 13 december 2019 van mr. Bos met producties zijn weliswaar binnen de termijn van tien dagen voor de mondelinge behandeling ontvangen, maar in de beoordeling betrokken nu partijen over en weer in de gelegenheid zijn geweest daarop te reageren.

3 De feiten
3.1

Partijen zijn [in] 2000 gehuwd. Bij beschikking van 2 oktober 2015 (verder: de echtscheidingsbeschikking) van de rechtbank Overijssel is tussen hen – onder andere - de echtscheiding uitgesproken. Het huwelijk van partijen is [in] 2015 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking.

3.2

De man en de vrouw zijn de ouders van:

  • -

    [de minderjarige1] , geboren [in] 2002 te [C] (hierna: [de minderjarige1] ) en

  • -

    [de minderjarige2] , geboren [in] 2005 te [C] (hierna: [de minderjarige2] ).

[de minderjarige1] en [de minderjarige2] (hierna gezamenlijk ook: de kinderen) hebben hun hoofdverblijf bij de vrouw.

3.3

Bij ouderschapsplan van 9 september 2015, dat aan de echtscheidingsbeschikking is gehecht en daarvan deel uitmaakt, zijn de man en de vrouw ten aanzien van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen (hierna ook: de kinderalimentatie) het volgende overeengekomen:

(…) 4.2 Bij het maken van de afspraken over de kosten van de kinderen zijn de ouders uitgegaan van gelijke inkomens van ieder van hen, namelijk de volgende inkomens:Het inkomen van de vader bedraagt € 113.304,- (loon volgens jaaropgaaf 2014 [D] ), waarop in mindering strekt de fiscale bijtelling van de auto ad € 8.943,- (cumulatieven salarisspecificatie december 2014), hetgeen resulteert in een inkomen van € 104.361 bruto per jaar. De vader heeft een fulltime dienstverband.

- Het inkomen van de moeder bedraagt € 58.108 (loon volgens jaaropgaaf 2014 [E] ), € 8.888 (uitkering pensioenfonds [E] ), € 7.199 (WIA-uitkering), € 3.694 (uitkering Interpolis), is in totaal € 77.889. De moeder heeft een dienstverband van 26 uur per week. Daarnaast wordt rekening gehouden met een rendement van 4% op vermogen (€740.000, zijnde het vermogen dat zij meer heeft dan de vader) ad € 29.600 per jaar. Het totale inkomen van de moeder bedraagt € 107.489 bruto per jaar. Daarnaast zal de moeder totdat de jongste dochter 12 jaar is de inkomensafhankelijke combinatiekorting ontvangen ad € 2.152 per jaar.

4.3

Voorts zijn de ouders bij het maken van de afspraken over de kosten van de kinderen uitgegaan van:

- Een behoefte van de kinderen ad € 1.435 (netto gezinsinkomen hoger dan € 6.000 per maand, 2 kinderen, aantal kinderbijslagpunten 0 + 2 = 2).

- Verblijfskosten van de kinderen van 70% hiervan is € 1.004,50.

- Eigen aandeel van de ouders in de kindgebonden kosten (naast de kinderbijslag) van 30% van € 1.435, is €430,50, te vermeerderen met de kosten van de BSO (€ 80,- + € 140,76), is in totaal € 651,26 per maand.

- Een zorgregeling als opgenomen in art. 2.2 van dit ouderschapsplan, waarbij de kinderen bij ieder van de ouders ongeveer in gelijke mate verblijven.

4.4 (…)

Ieder der ouders draagt de kosten van levensonderhoud die het verblijf van de kinderen bij henzelf meebrengt. De ouders zullen voor de kindgebonden kosten gebruik gaan maken van een kinderrekening. (..) Ieder van de ouders zal maandelijks € 325,- op de kinderrekening overmaken (…).

4.6

In het geval dat het inkomen van (een van) de ouders substantieel wijzigt, de zorgregeling wijzigt of zich een andere omstandigheid voordoet die van invloed is op de draagkracht(verdeling) van de ouders, zullen de ouders in overleg treden omtrent een eventuele wijziging van de verdeling van de kosten van de kinderen over hen beiden. Leidt dit niet tot overeenstemming, dan kunnen de ouders zich desgewenst tot een bij de VFAS aangesloten mediator wenden om in bemiddeling tot een oplossing te komen. bij gebreke van overeenstemming kan ieder van de ouders de rechter om een uitspraak vragen.

4.7

Er zijn ten behoeve van de kinderen de volgende spaarrekeningen:

- een rekening met nr. [00000] ten name van de man en/of de vrouw en (…) [de minderjarige1] , saldo per 12-03-2015 € 12.103,51;

- een rekening met nr. [00001] ten name van de man en/of de vrouw en (…) [de minderjarige2] , saldo per 12-03-2015 € 12.095,71.

De ouders komen over deze rekeningen de volgende regeling overeen.

- Er zullen geen opnames van deze rekening worden verricht voordat het betreffende kind 18 jaar is.

- De ouders zullen in onderling overleg afspreken of en zo ja voor welk bedrag door wie gespaard gaat worden.

- Het saldo zal alleen worden aangewend ten behoeve van het betreffende kind. Voor opname en besteding is de instemming van beide ouders vereist.

- Het saldo is in beginsel bestemd voor studie, vervolgopleiding of rijbewijs van het betreffende kind. Indien het betreffende kind geen vervolgopleiding gaat volgen of indien het saldo hoger is dan nodig is voor de studie, zal dit worden aangewend voor een duurzame bestemming ten behoeve van het kind, in onderling overleg door de ouders met het betreffende kind te bepalen (…).

3.3

Bij voornoemd ouderschapsplan zijn partijen de volgende regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zorgregeling) overeengekomen:

De kinderen verblijven bij de man:

  • -

    iedere zondag van 19.00 uur tot dinsdag naar school en iedere donderdag van 18.15 uur tot vrijdag 17.30 uur en

  • -

    aan het eind van de even weken van vrijdag 17.30 uur tot zondag 19.00 uur.

Daarnaast zijn partijen een vakantieregeling overeengekomen.

3.4

Bij beschikking van 24 april 2018 heeft de rechtbank de echtscheidingsbeschikking en het daaraan gehechte ouderschapsplan gewijzigd en vastgesteld – voor zover hier van belang – dat de kinderen op ieder moment vrij zijn om bij de man langs te gaan, met hem af te spreken of...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT