Uitspraak Nº 200.262.341/01. Gerechtshof Amsterdam, 2019-09-24

ECLIECLI:NL:GHAMS:2019:3529
Date24 Septiembre 2019
Docket Number200.262.341/01
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)

arrest

___________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

zaaknummer : 200.262.341/01 SKG

zaaknummer rechtbank Noord-Holland : C/15/287408 / KG ZA 19-240

arrest in kort geding van de meervoudige familiekamer van 24 september 2019

inzake

[de man] ,

wonende te [plaats] ,

APPELLANT,

advocaat: mr. E. van Bommel te Appingedam,

tegen

[de vrouw] ,

wonende te [plaats] ,

GEÏNTIMEERDE,

advocaat: mr. Y. Welter te Purmerend.

1 Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna respectievelijk de man en de vrouw genoemd.

De man is bij dagvaarding van 26 juni 2019 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 13 juni 2019, in kort geding gewezen tussen de vrouw als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie, en de man als gedaagde in conventie, tevens eiser in reconventie. De appeldagvaarding bevat de grieven, alsmede een incidentele vordering.

De vrouw heeft een memorie van antwoord ingediend.

De man heeft na vermeerdering van eis geconcludeerd dat het hof (zo begrijpt het hof:) het bestreden vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

a. primair de vrouw zal veroordelen om op straffe van een dwangsom de woning gelegen aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning) binnen drie na betekening van het in dezen te wijzen arrest te verlaten en de woning ter vrije beschikking aan de man te stellen en te laten, onder afgifte van de sleutels, met machtiging om dit zo nodig met behulp van de sterke arm op kosten van de vrouw te bewerkstelligen, subsidiair, voor zover de vrouw voor een bepaalde periode het alleengebruik heeft van de woning, de vrouw te veroordelen alle kosten van de woning, waaronder de gebruikerslasten en de huur, voor haar rekening te nemen;

b. zal bepalen dat de minderjarige dochter van partijen voorlopig aan de man wordt toevertrouwd voor zolang de vrouw geen eigen woonruimte heeft en door partijen afspraken zijn gemaakt tot een definitieve verdeling van de zorg- en opvoedtaken;

c. primair zal bepalen dat de vrouw (voorlopig) twee keer in de week op dinsdag- en zaterdagmiddag contact heeft met de minderjarige dochter van partijen op een openbare plek in [plaats] , althans een zodanige regeling als het hof meent te moeten bepalen, subsidiair zal bepalen dat de minderjarige dochter van partijen voorlopig om en om een week bij de man dan wel de vrouw verblijft, waarbij het wisselmoment is op vrijdag na school, althans een zodanige regeling als het hof meent te moeten bepalen;

d. zal bepalen dat de ID-kaarten/paspoorten van de minderjarige dochter van partijen in beheer worden gegeven bij de man;

e. zal bepalen dat de vrouw een dwangsom verbeurt van € 1.000,- indien zij de paspoorten/ ID-kaarten niet afgeeft aan de man;

f. zal bepalen dat de vrouw alle gegevens betreffende de voor de minderjarige dochter van partijen aangestelde deskundigen/therapeuten dient te verstrekken aan de man binnen 24 uur na wijzen van dit arrest, op verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag dat zij hieraan niet voldoet;

g. de vrouw zal veroordelen in de kosten van deze procedure.

In het incident heeft de man gevorderd de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis te schorsen hangende de procedure in hoger beroep, met veroordeling van de vrouw in de kosten van de procedure.

De vrouw heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van de man en bekrachtiging van het bestreden vonnis.

Partijen hebben de zaak ter zitting van 29 augustus 2019 doen bepleiten door hun respectieve advocaten.

Vervolgens is arrest gevraagd.

2 Feiten
2.1

De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.10 de feiten opgesomd die hij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld komen de feiten neer op het volgende.

2.2

Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is [in] 2014 geboren de minderjarige dochter van partijen [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] ). De man heeft [de minderjarige] erkend. Partijen hebben het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] .

2.3

De man huurt sinds 6 juni 2007 de woning. Na de geboorte van [de minderjarige] zijn partijen samen met [de minderjarige] in de woning gaan wonen.

2.4

Tijdens de relatie van partijen was sprake van huiselijk geweld, waarbij meermalen de politie is ingeschakeld. De politie heeft op 7 februari 2016 een zorgmelding gedaan bij Veilig Thuis.

2.5

Bij brief van 21 juni 2017 heeft Veilig Thuis partijen aangemeld bij het Loket Jeugd [plaats] . In deze brief staat onder meer als volgt vermeld:

“Wij hebben het Loket Jeugd gevraagd om de regie rondom uw gezin te voeren. Dat wil zeggen dat het Loket Jeugd de hulpverlening rond uw gezin zal coördineren en indien nodig aanvullende en passende hulp zal inzetten. Het Loket Jeugd zal tevens toezien op de veiligheid van u en uw dochter. Wij hebben bij het Loket Jeugd aangegeven dat huiselijk geweld en conflicten tussen u beiden moeten stoppen (…)”.

2.6

Op...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT