Uitspraak Nº 200.262.325/01. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2019-09-26
ECLI | ECLI:NL:GHARL:2019:7847 |
Date | 26 Septiembre 2019 |
Docket Number | 200.262.325/01 |
Court | Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland) |
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer 200.262.325/01
(zaaknummer rechtbank C/16/16/199 R)
arrest van 26 september 2019
inzake
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. R.G. van der Laan, kantoorhoudende te Leiden.
Bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van 4 juni 2015 is het verzoek van [appellant] om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen.
Op 7 september 2015 heeft dit hof voornoemd vonnis bekrachtigd.
Bij arrest van 18 december 2015 heeft de Hoge Raad dit arrest vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch.
Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft in zijn arrest van 25 februari 2016 op [appellant] de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard.
Op 25 februari 2019 is een verificatievergadering gehouden en op 2 april 2019 heeft een terechtzitting als bedoeld in artikel 353 van de Faillissementswet (Fw) plaatsgevonden.
De rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad (hierna: de rechtbank) heeft op
7 mei 2019 een tussenvonnis gewezen waarin zij overwoog dat tijdens bedoelde terechtzitting door twee schuldeisers (zijn ex-vrouw en zijn ex-vriendin) van [appellant] punten naar voren zijn gebracht die reden zouden kunnen zijn om aan [appellant] de “schone lei” te onthouden. Kern van deze punten is dat [appellant] gedurende de schuldsaneringsregeling als werknemer werkzaam is geweest binnen The Dutch Connections B.V. tegen een zeer laag salaris, terwijl deze onderneming - die op naam van zijn oom (de heer [B] ) en Cor-Beaux B.V. staat - beschouwd moet worden als zijn eigen onderneming. Indien deze punten juist zouden zijn, zou dit volgens de rechtbank betekenen dat [appellant] de bewindvoerder en de rechter-commissaris in zijn schuldsaneringsregeling niet waarheidsgetrouw en volledig heeft ingelicht en niet transparant is geweest over zijn financiële situatie. Teneinde over deze punten opheldering te krijgen heeft de rechtbank in genoemd tussenvonnis bepaald dat [appellant] de gelegenheid wordt gegeven om diverse door de rechtbank verzochte stukken in te dienen en de bewindvoerder wordt opgedragen een tweetal onderzoeken te verrichten. De rechtbank heeft in haar tussenvonnis voorts aangegeven dat voormelde verplichtingen tot het verstrekken van inlichtingen en het aan de bewindvoerder opgedragen nadere onderzoek zijn gebaseerd op de artikelen 105 Fw jo. 327 Fw.
Op 18 juni 2019 heeft de rechtbank eindvonnis gewezen en daarin kort gezegd overwogen dat aan [appellant] geen “schone lei” verleend zal worden
Bij beroepschrift, binnengekomen bij de griffie van het hof op 26 juni 2019, heeft [appellant] verzocht voornoemd vonnis van 18 juni 2019 te vernietigen en te bepalen dat aan [appellant] alsnog een “schone lei” wordt toegekend.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder de faxberichten met bijlagen van 11 september 2019 en het faxbericht met bijlage van 13 september 2019, alle van mr. Van der Laan. Van mevrouw [C] (hierna te noemen: de bewindvoerder) is een brief met bijlagen van 5 september 2019 ontvangen. Bij brief van
1 augustus 2019 heeft het hof van de rechtbank de stukken van de procedure in eerste aanleg ontvangen.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 september 2019, waarbij [appellant] is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Ook is de bewindvoerder verschenen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de toepassing van de...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT