Uitspraak Nº 200.266.383_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2020-01-30
ECLI | ECLI:NL:GHSHE:2020:281 |
Docket Number | 200.266.383_01 |
Date | 30 Enero 2020 |
Court | Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland) |
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 30 januari 2020
Zaaknummer: 200.266.383/01
Zaak/rolnummer eerste aanleg: 7588998 OV VERZ 19-1669
in de zaak van:
[appellante] , in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [minderjarige],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: [appellante] respectievelijk [minderjarige] ,
advocaat: mr. A.M.C.C. Verblackt,
tegen
[testamentair bewindvoerder] , in haar hoedanigheid van testamentair bewindvoerder over het erfdeel van [minderjarige] in de nalatenschap van [vader/erflater] , overleden op [datum] 2015,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [testamentair bewindvoerder] ,
advocaat: mr. A.A.T. van Ginderen.
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Bergen op Zoom, van 17 juni 2019, waarbij het verzoek van [appellante] om [testamentair bewindvoerder] te ontslaan als testamentair bewindvoerder met gelijktijdige benoeming van een opvolgend bewindvoerder, is afgewezen.
Bij beroepschrift met producties (dossier eerste aanleg), ingekomen ter griffie op 17 september 2019, heeft [appellante] – naar het hof begrijpt - verzocht voormelde beschikking te vernietigen, [testamentair bewindvoerder] te ontslaan als bewindvoerder en mevrouw [opvolgend testamentair bewindvoerder] te benoemen als opvolgend bewindvoerder, dan wel in goede justitie een beslissing te nemen, met veroordeling van [testamentair bewindvoerder] in de kosten van het geding.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 28 november 2019, heeft [testamentair bewindvoerder] - kort weergegeven – verzocht het verzoek van [appellante] toe te wijzen en mevrouw [opvolgend testamentair bewindvoerder] te benoemen als opvolgend bewindvoerder, kosten rechtens. [testamentair bewindvoerder] heeft hierbij wel aangegeven dat zij bezwaren heeft tegen een toewijzing van het verzoek op basis van gewichtige redenen, als door haar nader toegelicht.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 december 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [appellante] ;
- [minderjarige] ;
- mr. Verblackt, advocaat van [appellante] en [minderjarige] ;
- [testamentair bewindvoerder] ;
- mr. M. Leimena, waarnemend voor mr. Van Ginderen, advocaat van [testamentair bewindvoerder] .
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- een indieningsformulier van 4 december 2019
-een brief tevens indieningsformulier, beide van 16 december 2019, met bijlagen (producties 2 en 3) van mr. Leimena;
- de door mr. Verblackt ter zitting in hoger beroep overgelegde en voorgedragen pleitnota.
Als onvoldoende betwist kan worden vastgesteld dat de thans nog minderjarige [minderjarige] enig erfgenaam is van zijn op [datum] 2015 overleden vader [vader/erflater] (hierna: vader/erflater) op grond van een op 10 juni 2014 verleden testament. In datzelfde testament is [testamentair bewindvoerder] benoemd tot executeur en testamentair bewindvoerder over het erfdeel van [minderjarige] , en wel totdat deze de leeftijd van 23 jaar zal hebben bereikt. [testamentair bewindvoerder] heeft beide functies als zodanig aanvaard. Partijen zijn het erover eens dat de executele in ieder geval inmiddels is voltooid bij brief van [appellante] en [minderjarige] d.d. 12 september 2019, in welke brief de bevoegdheid van [testamentair bewindvoerder] als executeur is beëindigd op grond van artikel 12 van het testament (zie productie 4 bij het beroepschrift, alsmede punt 12 bij het verweerschrift in hoger beroep).
[appellante] , de moeder van [minderjarige] , is bekleed met het ouderlijk gezag over de thans nog minderjarige [minderjarige] , die geboren is op [geboortedatum] 2002.
Partijen zijn het erover eens - gelet op hetgeen is aangevoerd in de stukken en besproken ter zitting in hoger beroep - dat in hoger beroep [testamentair bewindvoerder] zal worden ontslagen als testamentair bewindvoerder en dat mevrouw [opvolgend testamentair bewindvoerder] kan worden benoemd als opvolgend testamentair bewindvoerder. Hetgeen partijen verdeeld houdt is de vraag op welke gronden [testamentair bewindvoerder] dient te worden ontslagen als testamentair bewindvoerder.
Door en namens [appellante] en [minderjarige] is aangevoerd dat [testamentair bewindvoerder] dient te worden ontslagen omdat zij haar taken als testamentair bewindvoerder grovelijk zou hebben veronachtzaamd. Daartoe wordt in het beroepschrift, in de ter zitting in hoger beroep overgelegde pleitnota en in het ter zitting overigens nog besprokene het volgende – zakelijk weergegeven – aangevoerd. [testamentair bewindvoerder] heeft na het overlijden van erflater diverse roerende zaken uit diens huis – welk huis en welke roerende zaken inmiddels [minderjarige] als enig erfgenaam toebehoorden – verkocht en/of weggegeven en/of zichzelf toegeëigend, zonder overleg met of toestemming van [minderjarige] of zijn moeder en enig wettelijk vertegenwoordiger [appellante] . De verkoop van deze roerende zaken was niet nodig om boedelschulden te betalen.
[minderjarige] en zijn moeder worden ook in het ongewisse gelaten over de omvang en het beheer over de nalatenschap. Er is slechts een eerste inventarisatie/boedelbeschrijving overgelegd met de stand van zaken aan het begin van het testamentair bewind en de executele. Deze eerste inventarisatie is echter nooit aangepast in verband met de daadwerkelijk gerealiseerde verkoopbedragen voor de eigen woning en voor de eigen zaak van erflater en na betaling van schulden van de nalatenschap. Zo gaat de omschrijving nog uit van de WOZ-waarde van de woning, maar deze is voor een hoger bedrag verkocht dan die WOZ-waarde. Ook is het saldo van de bankrekening in ongeveer een jaar tijd met € 27.497,04 euro verminderd, terwijl hiervoor geen verklaring is gegeven.
[testamentair bewindvoerder] heeft nimmer rekening en verantwoording als bewindvoerder afgelegd, terwijl zij hiertoe volgens het testament jaarlijks verplicht was.
[appellante] en [minderjarige] zetten vraagtekens bij het totaal aan kosten dat is gemaakt voor het inschakelen van een boedelnotaris. Weliswaar was [testamentair bewindvoerder] op grond van het testament bevoegd tot het inschakelen van een boedelnotaris, maar de nalatenschap en executele was reeds in 2015 afgewikkeld: vanaf dat moment was het maken van kosten niet meer noodzakelijk. Het is niet redelijk en billijk om deze kosten ten laste van de nalatenschap te brengen.
Pas nadat deze zaak was aangebracht in eerste aanleg heeft [testamentair bewindvoerder] een betaling van de uitvaartverzekering, die op haar eigen rekening was gestort, terugbetaald aan de nalatenschap.
Daarnaast is de verstandhouding tussen [minderjarige] en [testamentair bewindvoerder] ernstig verstoord. [minderjarige] en zijn moeder [appellante] verwijten [testamentair bewindvoerder] dat zij [minderjarige] de toegang tot de woning van vader/erflater kort na het overlijden van erflater heeft ontzegd (met uitzondering van één of twee bezoeken, al dan niet onder toezicht van [testamentair bewindvoerder] of de boedelnotaris) en dat [testamentair bewindvoerder] roerende zaken met een voor [minderjarige] grote emotionele waarde zoals diverse gitaren van zijn vader en een televisie, heeft verkocht/weggegeven. Dit, terwijl [minderjarige] naar beste herinnering een lijstje aan de boedelnotaris had gestuurd om aan te geven welke roerende zaken hij wilde houden. [testamentair bewindvoerder] wilde al snel niet meer in gesprek met [minderjarige] en [appellante] en liet alle contact via de boedelnotaris lopen.
Door en namens [testamentair bewindvoerder] is in het verweerschrift en ter zitting in hoger beroep – zakelijk weergegeven – het...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT