Uitspraak Nº 200.269.713/01. Gerechtshof Den Haag, 2020-04-21
ECLI | ECLI:NL:GHDHA:2020:806 |
Date | 21 Abril 2020 |
Docket Number | 200.269.713/01 |
Court | Gerechtshof Den Haag (Nederland) |
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.269.713/01
Zaaknummer rechtbank : 7472634\ CV EXPL 19-2099
Arrest van 21 april 2020
inzake
[appellant] ,
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. E.B. Jobse te Rotterdam,
tegen
Stedin Netbeheer B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Stedin,
advocaat: mr. A. Ester te Zwijndrecht.
Voor het verloop van het geding tot aan 24 december 2019 verwijst het hof naar het arrest van die datum.
Bij dat arrest is een mondelinge behandeling gelast, die op 10 maart 2020 heeft plaatsgevonden.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen de mogelijkheid van de Second Opinion-procedure besproken, waarna hun advocaten ieder een SO-verzoek als bedoeld in artikel 3.2. van het Second Opinion Reglement (SOR) hebben ingevuld en ondertekend.
Het hof heeft dat verzoek meteen daarna krachtens artikel 3.7. SOR ingewilligd.
Van deze mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
Ten slotte heeft het hof arrest bepaald.
Met de namens hen verrichte invulling en ondertekening van de SO-formulieren hebben partijen ingestemd met toepassing van het SOR en worden zij geacht de memorie van grieven (aan de zijde van [appellant]) en de memorie van antwoord (aan de zijde van Stedin) te hebben genomen (zie ook de artikelen 3.3 en 3.4 SOR). De enige grief van [appellant] bestaat er volgens artikel 3.3 SOR uit dat de kantonrechter ten onrechte de vorderingen in eerste aanleg van Stedin heeft toegewezen.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in eerste aanleg, zoals opgesomd in r.o. 1.1 van het bestreden vonnis, en heeft de zaak, conform artikel 3.6 SOR, opnieuw beoordeeld in de stand waarin deze zich met deze stukken bevond. De uitkomst van die herbeoordeling is dat het hof zich verenigt met de overwegingen van de kantonrechter en die tot de zijne maakt. Het hof zal daarom het bestreden vonnis bekrachtigen. Artikel 4.2 SOR bepaalt dat het hof dit niet anders hoeft te motiveren dan door de hiervoor opgenomen verwijzing naar de overwegingen van de kantonrechter.
Als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] worden veroordeeld in de proceskosten, die ingevolge artikel 4.4 SOR beperkt zijn tot het door...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT