Uitspraak Nº 200.273.353/01. Gerechtshof Amsterdam, 2020-07-14

ECLIECLI:NL:GHAMS:2020:1903
Docket Number200.273.353/01
Date14 Julio 2020
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)

arrest

___________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

zaaknummer : 200.273.353/01 SKG

zaaknummer rechtbank : C/13/676368 KG ZA 19-1245

arrest van de meervoudige familiekamer van 14 juli 2020

inzake

[appellante] ,

wonend te [woonplaats] , Duitsland,

APPELLANTE,

advocaat: mr. J.D. Meerburg te Groningen,

tegen:

[geïntimeerde] ,

wonend te [woonplaats] ,

GEÏNTIMEERDE,

advocaat: mr. B. Coskun te Amsterdam.

1 Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellante] en [geïntimeerde] genoemd.

[appellante] is bij dagvaarding van 20 januari 2020 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 23 december 2019, in kort geding gewezen tussen [geïntimeerde] als eiseres en [appellante] als gedaagde.

De appeldagvaarding, met producties, bevat de grieven.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- conclusie van eis;

- memorie van antwoord, met een productie.

[appellante] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog bij uitvoerbaar te verklaren arrest de vorderingen van [geïntimeerde] geheel zal afwijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.

[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van [appellante] , c.q. afwijzing van de vorderingen van [appellante] , met veroordeling van [appellante] in de kosten van het hoger beroep.

Vervolgens is arrest gevraagd.

2 Feiten
2.1

De voorzieningenrechter heeft in het vonnis onder 2.1 tot en met 2.15 de feiten opgesomd die zij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit niet weersproken stellingen van partijen dan wel de niet (voldoende ) bestreden inhoud van producties waarnaar zij ter staving van hun stellingen verwijzen, komen de feiten neer op het volgende.

2.2

[geïntimeerde] was gehuwd met [erflater] (hierna: erflater). Het huwelijk is ontbonden door het overlijden van erflater na een geweldsincident op 12 september 2017. [appellante] is de dochter uit een eerdere relatie van erflater.

2.3

Erflater heeft geen testament opgemaakt, zodat de wettelijke verdeling van toepassing is. [appellante] heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard.

2.4

Bij beschikking van 27 november 2018 heeft de kantonrechter te Amsterdam op verzoek van [appellante] een bevel tot boedelbeschrijving gegeven en is notaris mr. J.P. van Harseler van Schut en Van Os Notarissen aangewezen om de boedelbeschrijving op te maken. [geïntimeerde] heeft zich gerefereerd aan het verzoek, met uitzondering van de verzochte kostenveroordeling. Zij is onder andere bevolen om “medewerking te verlenen aan afgifte binnen de door de notaris gestelde termijn van alle door de notaris gevraagde bescheiden en gegevens op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag of dagdeel na het verstrijken van de door de notaris gestelde termijn dat verweerder (hof: [geïntimeerde] ) niet voldoet aan het verzoek van de notaris, met een maximum van € 25.000,00”.
De beschikking is aan [geïntimeerde] betekend op 17 december 2018.

2.5

De uitvoerende kandidaat-notaris, mr. Van Hazendonk, heeft [geïntimeerde] bij brief aan haar (toenmalige) advocaat van 4 december 2018 om informatie verzocht en daarbij een “vragenlijst ten behoeve van het opstellen van een boedelbeschrijving” toegezonden. Op deze vragenlijst komen onder andere de volgende vragen voor:

“(…)

2. Omvat de nalatenschap een aandeel in het vermogen van een vennootschap, (…). In het bevestigende geval ontvang ik graag nadere gegevens.

3. Is sprake van een eigen huis, tweede huis, beleggingspand (…)? In het bevestigende geval ontvang ik graag inzage in de eigendomsbewijzen en verdere papieren (b.v. taxatierapporten).

(…)

5. Zijn er bankrekeningen en/of girorekeningen (…)? In het bevestigende geval ontvang ik graag een opgave van de banken of instellingen, de rekeningnummers en de saldi per de overlijdensdatum. (…)”

2.6

Op 23 april 2019 heeft mr. Van Hazendonk de (toenmalige) advocaat van [geïntimeerde] per e-mail herinnerd aan de brief van 4 december 2018 en geschreven:
“Vervolgens hebt u op 4 februari jongstleden (…) telefonisch meegedeeld dat u binnen drie weken inhoudelijk zou reageren. Sindsdien heb ik niets van u vernomen.

Teneinde de gevraagde boedelbeschrijving te kunnen opstellen, verzoek ik u mij zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op 4 mei aanstaande het gevraagde te verstrekken.”

2.7

Bij e-mail van 8 mei 2019 heeft [X] (hierna: [X] ), de jongmeerderjarige zoon van [geïntimeerde] , aan de notaris geschreven dat hij in de veronderstelling verkeerde dat zijn boekhouder de gevraagde informatie aan de notaris had gegeven, maar dat dat kennelijk niet was gebeurd. Hij schrijft verder dat hij zijn boekhouder heeft verzocht de documenten “vandaag” aan de notaris te leveren.

2.8

Op 9 mei 2019 heeft de notaris aan de advocaat van [appellante] gemaild dat zij informatie had ontvangen.

2.9

Nadat partijen op 2 juli 2019 van de notaris een ontwerp-akte van boedelbeschrijving hadden ontvangen, heeft de advocaat van [appellante] aan de notaris op 16 juli 2019 opgegeven welke informatie ontbrak.

2.10

Bij e-mail van 19 juli 2019 heeft de notaris [appellante] bericht dat zij [geïntimeerde] had verzocht de door [appellante] gestelde vragen te beantwoorden. [X] heeft bij e-mail van dezelfde dag om uitstel gevraagd in verband met zijn pelgrimstocht naar Mekka van 29 juli tot en met 24 augustus 2019. De notaris heeft daarop geantwoord:
“Ik verzoek je dan de opdrachten voor de taxaties voor 29 juli te verstrekken (…), zodat die gevraagde informatie voor 19 augustus er is. Voor het beantwoorden van de overige vragen stel ik als uiterste termijn 1 september 2019.”

2.11

Op 3 september 2019 heeft [X] aan de notaris informatie en documenten gemaild, waaronder een taxatie van het pand aan de [adres 1] te [plaats] en stukken betreffende [B.V.1] ( [B.V.1] ). In een e-mail van 20 september 2019 aan de advocaat van [appellante] citeert de notaris uit die e-mail van 3 september 2019 en besluit met:
“Ik kan niet bevestigen of de wederpartij bewust vertraagt. Ik moet met u constateren dat de informatie nog niet compleet is, maar ook dat [X] mij wel informatie aanlevert.”

2.12

Op 10 oktober 2019 heeft de notaris aan de advocaat van [appellante] bericht:

“Bij deze bericht ik u dat ik zojuist (…) de heer [X] namens zijn moeder uitgebreid heb gesproken over de diverse voor de boedelbeschrijving benodigde stukken.

Ik constateer dat de door hem aangeleverde informatie bijna compleet is en voor zover die niet compleet is, wordt op korte termijn duidelijkheid...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT