Uitspraak Nº 200.273.713/01. Gerechtshof Amsterdam, 2020-12-22

ECLIECLI:NL:GHAMS:2020:3614
Docket Number200.273.713/01
Date22 Diciembre 2020
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)
GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

Zaaknummer: 200.273.713/01

Zaaknummer rechtbank: C/13/675445 / FA RK 19/7186

Beschikking van de meervoudige kamer van 22 december 2020 inzake

[de grootmoeder] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekster in hoger beroep,

verder te noemen: de grootmoeder,

advocaat: mr. L.H.E.M. Berendse-de Gruijl te Rotterdam,

en

de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

gevestigd te Amsterdam,

verweerster in hoger beroep,

verder te noemen: de GI.

Als belanghebbende is aangemerkt:

- de minderjarige [A] (hierna te noemen: [kind A] ).

Als informanten zijn aangemerkt:

- [de vader] , de vader van [kind A] (hierna te noemen: de vader);

- [de pleegouders] (hierna te noemen: de pleegouders).

In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:

de Raad voor de Kinderbescherming,

gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam,

hierna te noemen: de raad.

1 Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 22 januari 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2 Het geding in hoger beroep
2.1

De grootmoeder is op 6 februari 2020 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 22 januari 2020.

2.2

De GI heeft op 24 maart 2020 een verweerschrift ingediend.

2.3

De mondelinge behandeling heeft op 27 augustus 2020 tegelijkertijd met de zaak met zaaknummer 200.275.933/01 plaatsgevonden.

Verschenen zijn:

- de grootmoeder, bijgestaan door mr. R.W. de Gruijl namens diens kantoorgenoot;

- de GI, vertegenwoordigd door de jeugdzorgwerker en pleegzorgwerker;

- de vader, bijgestaan door mr. W.H.J.W. de Brouwer, advocaat te Rotterdam;

- de pleegvader;

- de raad, vertegenwoordigd door de heer V. Aelbers.

3 De feiten
3.1

Uit de – begin 2017 verbroken – relatie van [de moeder] (hierna te noemen: de moeder) en de vader (hierna gezamenlijk te noemen: de ouders) is [kind A] geboren [in] 2012 te [geboorteplaats] . Voorts is uit die relatie geboren [B] (hierna te noemen: [kind B] ) [in] 2015 te [geboorteplaats] . De vader heeft [kind A] en [kind B] erkend.

3.2

[kind A] is korte tijd na haar geboorte onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. Van februari 2013 tot 6 juli 2017 heeft zij bij de grootmoeder gewoond.

3.3

Bij beschikking van 6 juli 2017 van de rechtbank Noord-Holland zijn de ouders in de uitoefening van hun ouderlijk gezag geschorst voor de duur van drie maanden en is de GI gelijktijdig belast met de voorlopige voogdij over [kind A] . [kind A] is op 6 juli 2017 in een pleeggezin geplaatst.

Bij beschikking van 25 oktober 2017 van voormelde rechtbank is het ouderlijk gezag van de ouders over [kind A] beëindigd en is de GI belast met de voogdij over [kind A] .

3.4

Sinds 23 mei 2018 verblijft [kind A] in het huidige perspectief biedend pleeggezin, waar [kind B] reeds sinds zijn geboorte verblijft.

3.5

Bij beschikking van 20 juni 2018 van de rechtbank Amsterdam is bepaald dat de grootmoeder minimaal één keer per acht weken gedurende één uur begeleide omgang heeft met [kind A] . Bij beschikking van 23 april 2019 heeft dit hof voormelde beschikking bekrachtigd.

4 De omvang van het geschil
4.1

Bij de bestreden, uitvoerbaar bij voorraad verklaarde, beschikking is op verzoek van de GI de grootmoeder het recht op omgang met [kind A] voor onbepaalde tijd ontzegd en is een informatieregeling vastgesteld, inhoudende dat de GI de grootmoeder maandelijks zal informeren over het wel en wee van [kind A] , inclusief het opsturen van een recente foto van [kind A] .

4.2

De grootmoeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het verzoek van de GI tot ontzegging van het recht van de grootmoeder op omgang met [kind A] af te wijzen.

4.3

De GI verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5 De motivering van de beslissing
5.1

Ingevolge artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Ingevolge jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2017:943) geldt analoge toepassing van dit wetsartikel wanneer sprake is van een voogdijmaatregel.

5.2

De GI stelt dat sprake is van een wijziging van omstandigheid zodat zij ontvankelijk is in het inleidend verzoekschrift. De rechtbank heeft ter zake overwogen dat de betrokken jeugdhulpverleners, de pleegouders, de vader en de grootmoeder hebben geprobeerd maatwerk te leveren gericht op een voor [kind A] zo prettig...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT