Uitspraak Nº 200.276.900/01. Gerechtshof Amsterdam, 2020-12-22

ECLIECLI:NL:GHAMS:2020:3591
Date22 Diciembre 2020
Docket Number200.276.900/01
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)
GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.276.900/01

zaaknummer rechtbank Rotterdam : 7915076 VZ VERZ 19-15252

beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 december 2020

inzake

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

advocaat: mr. M.A.M. Lem te Breda,

appellant,

tegen

1 NN PERSONEEL B.V.,

gevestigd te ‘s-Gravenhage,

advocaat: mr. E.S. Stal te ’s-Gravenhage,

2 ING BANK PERSONEEL B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

advocaat: mr. M. Rempt-Egbers te Amsterdam,

geïntimeerden.

1 Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en NN c.s. genoemd, geïntimeerden afzonderlijk NN en ING.

[appellant] is bij beroepschrift, ontvangen ter griffie van het gerechtshof Den Haag op 24 februari 2020, onder aanvoering van grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, zittingsplaats Rotterdam (hierna: de kantonrechter) op 26 november 2019 onder bovenvermeld zaaknummer heeft gegeven. Het beroepschrift strekt ertoe, zakelijk weergegeven, dat het hof de genoemde beschikking voor zover gewezen tussen [appellant] en NN zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, primair de zaak zal terugverwijzen naar de kantonrechter, subsidiair de verzoeken van [appellant] tegen ING en NN alsnog zal toewijzen en meer subsidiair NN zal veroordelen om aan [appellant] een beëindigingsvergoeding van € 419.451,46 bruto te voldoen, met veroordeling van NN en ING in de kosten van de procedure in beide instanties.

Bij beschikking van 7 april 2020 heeft het gerechtshof Den Haag de zaak verwezen naar het gerechtshof Amsterdam.

Op 20 april 2020 zijn ter griffie van dit hof een verweerschrift in hoger beroep van NN en een verweerschrift in hoger beroep van ING, met twee producties, ingekomen, inhoudende het verzoek de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure, naar het hof begrijpt: in hoger beroep.

De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op

4 november 2020. Bij die gelegenheid hebben namens partijen voornoemde advocaten het woord gevoerd, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Namens NN heeft tevens mr. A.R. van Ooijen-Blokzijl, advocaat te ’s-Gravenhage, het woord gevoerd. [appellant] heeft nog producties in het geding gebracht. NN heeft op

2 november 2020 nog producties ingediend, waarop gezien het bezwaar van [appellant] en gelet op het bepaalde in artikel 1.2.4.9 van het Procesreglement verzoekschriftprocedures handels- en insolventiezaken gerechtshoven bij de verdere behandeling van de zaak geen acht is geslagen. Partijen hebben vragen van het hof beantwoord.

NN heeft bewijs van haar stellingen aangeboden.

Vervolgens is uitspraak bepaald.

2 Feiten

De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking onder 2.1 en 2.2 een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daarover bestaat geen geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. Die feiten behelzen, samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet (voldoende) betwist zijn komen vast te staan, het volgende.

2.1

[appellant] (geboren in 1960) is van 1 januari 1979 tot 1 september 2011 in dienst geweest van (een rechtsvoorgangster van) ING en aansluitend tot 1 januari 2018 van achtereenvolgens ING Verzekeringen Personeel B.V., de rechtsvoorgangster van NN, en NN.

2.2

[appellant] en NN hebben in de zomer van 2017 een beëindigingsovereenkomst gesloten. Daarin staat, voor zover nu van belang het volgende:

“(…)

Verklaren het volgende te zijn overeengekomen:

Beëindiging arbeidsovereenkomst

1. De tussen Werkgever en Werknemer bestaande arbeidsovereenkomst zal op initiatief van Werkgever door middel van wederzijds goedvinden eindigen per

1 januari 2018, de “Einddatum”.

Vergoeding

2. Indien en nadat de arbeidsovereenkomst is geëindigd zal Werkgever zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen één maand na de Einddatum en na ontvangst van een door Werknemer getekend exemplaar van deze Beëindigingsovereenkomst, een uitkering ineens verstrekken ten bedrage van bruto € 393.071,- verminderd met de wettelijke loonheffing. Deze vergoeding wordt verstrekt ter compensatie van gederfd, respectievelijk te derven, loon.

(…)

Finale kwijting

28. Partijen hebben gelegenheid gehad om alle (potentiële) rechten, verplichtingen en geschilpunten aan de orde te stellen. Behalve naleving van de in de Beëindigings-overeenkomst vermelde finale rechten en plichten verlenen Werknemer en Werkgever elkaar finale kwijting over en weer met betrekking tot de arbeidsovereenkomst, de beëindiging daarvan, het geldende Sociaal Kader Reorganisatie en de cao, alsmede alle voorgaande cao’s en sociaal plannen van NN Group N.V. Deze kwijting heeft ook betrekking op de (groeps)maatschappijen die gelieerd zijn aan NN Group N.V. en haar medewerkers.

(…)

34. Deze Beëindigingsovereenkomst is een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 tot en met artikel 7:906 BW.

(…)”.

3 Beoordeling
3.1

[appellant] heeft in eerste aanleg na wijziging van eis verzocht:

1. te verklaren voor recht dat NN c.s. ten opzichte van [appellant] toerekenbaar tekortgeschoten zijn in de nakoming...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT