Uitspraak Nº 200.285.257/01. Gerechtshof Den Haag, 2020-12-23

ECLIECLI:NL:GHDHA:2020:2549
Docket Number200.285.257/01
Date23 Diciembre 2020
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.285.257/01

Zaaknummer rechtbank : C/10/604415 / KG ZA 20-845

arrest van 22 december 2020 (bij vervroeging)

inzake

B.V. Rotterdamsche Producten Mij.,

gevestigd te Rotterdam,

appellante,

hierna te noemen: RPM,

advocaat: mr. T. Geerlof te Rotterdam,

tegen

Philip Morris Products S.A.,

gevestigd te Neuchâtel, Zwitserland,

geïntimeerde,

hierna te noemen: PMP,

advocaat: mr. L. Kroon te Amsterdam.

1 Het geding
1.1

Bij exploot van 30 oktober 2020 is RPM in hoger beroep gekomen van een door de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam tussen partijen gewezen vonnis van 19 oktober 2020. Bij dit exploot, met producties, heeft RPM vijf grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord met producties heeft PMP de grieven bestreden. RPM heeft daarna nog een akte houdende overlegging aanvullende producties genomen met producties 33 tot en met 43 en als productie 44 een proceskostenspecificatie overgelegd. PMP heeft een aanvullende productie overgelegd en eveneens een proceskostenspecificatie.

1.2

Partijen hebben op 10 december 2020 de zaak doen bepleiten via een videoverbinding, RPM door mr. T. Geerlof en zijn kantoorgenote mr. S. Said en PMP door mr. L. Kroon, aan beide zijden aan de hand van overgelegde pleitnotities. Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd.

2 De feiten

De door de rechtbank in het vonnis van 19 oktober 2020 vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daarvan uitgaan. Met inachtneming van hetgeen in hoger beroep verder is aangevoerd gaat het in deze zaak om het volgende:

2.1

RPM is een internationale groothandelaar in A-merkconsumptiegoederen. Meer in het bijzonder houdt RPM zich bezig met de transitohandel in ongeregelde goederen. RPM verhandelt onder meer sigaretten, likeuren en medische hulpmiddelen. Zij is voorts actief in de offshore-handel.

2.2

PMP is een internationaal opererende tabaksproducent. Zij produceert onder andere tabakssticks die zij onder het merk HEETS op de markt brengt. Deze zijn bedoeld om te worden gebruikt in combinatie met het apparaat IQOS. De IQOS verbrandt geen tabak maar verwarmt deze. Daardoor is er bij gebruik geen sprake van rook en as en wordt er minder geur verspreid. PMP is houder van internationale merkregistraties met gelding voor de Europese Unie voor het woordmerk “IQOS” en voor het woord- en beeldmerk “HEETS”, voor goederen in klassen 9, 11 en 34.

2.3

[naam B.V.] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats], (hierna:

[naam B.V.]) is logistiek dienstverlener. Zij houdt zich onder meer bezig met de tijdelijke

opslag van douane- en accijnsgoederen.

2.4

Begin juli 2020 heeft PMP informatie gekregen over een mogelijk transport van een container met daarin tabakssticks van het merk HEETS. Deze container bevond zich op dat moment op het schip [naam] en was onderweg van Jebel Ali Freezone, Dubai, naar Subic Bay Freezone in de Filippijnen.

2.5

Omdat PMP niet bekend was met een geplande levering van HEETS tabakssticks naar de Filippijnen binnen haar geautoriseerde distributieketen, heeft zij de bewegingen van de container gevolgd en contact gelegd met de Filipijnse douaneautoriteiten. Deze hebben daarop een Prelodgment Control Order op de container geplaatst en deze na aankomst en lossing op 24 juli 2020 geïnspecteerd.

2.6

Met toestemming van de autoriteiten heeft PMP de goederen in de container onderzocht op hun authenticiteit. Op basis van dit onderzoek heeft Philip Morris vastgesteld

dat de container 300 dozen bevatte met daarin ‘cartons’ met pakjes tabakssticks met daarop de merkaanduidingen HEETS en IQOS en gezondheidswaarschuwingen in de Armeense taal (hierna: de Partij). De cartons waren uit de originele ‘omdozen’ (“master cases”) van PMP gehaald en omgepakt in blanco dozen met daarop handgeschreven aanduidingen. Op basis van de codes op de onderzochte pakjes heeft PMP kunnen achterhalen dat deze deel uitmaakten van een partij tabakssticks die bestemd was voor, en door PMP in verschillende batches is afgeleverd bij, haar (enige) distributeur in Armenië in de periode tussen oktober 2019 en maart 2020.

2.7

De Filipijnse autoriteiten hebben de Partij vervolgens vrijgegeven. Daarna is de Partij via Singapore naar Rotterdam (ECT Terminal) vervoerd. Dat vervoer was op 21 juli 2020 geboekt. [naam B.V.] was de consignee/geadresseerde van de Partij.

2.8

Bij brief van 10 september 2020 heeft PMP [naam B.V.] verzocht om in

te stemmen met afgifte van de Partij aan PMP en om alle informatie die zij over de

Partij heeft - waaronder opdrachtgever, transacties en correspondentie - te verstrekken.

Namens [naam B.V.] is hierop afwijzend gereageerd.

2.9

PMP heeft bij beslagrekest van 10 september 2020 verlof gevraagd – en diezelfde dag verkregen – tot het leggen van conservatoir beslag tot afgifte ter vernietiging van de Partij, onder [naam B.V.] als expediteur en douane-entreposeur of ten laste van [naam B.V.] onder een derde, met aanstelling van Demontage Werkplaats Zeeland B.V. te Goes als gerechtelijk bewaarder. Daartoe heeft zij aangevoerd dat er, gelet op voornoemde feiten, concrete aanwijzingen zijn dat sprake is van (dreigende) illegale handel dan wel smokkel van de Partij, hetgeen in strijd is met het WHO-kaderverdrag inzake tabaksontmoediging en het FCTC-Protocol, en onrechtmatig is jegens PMP. Zij beroept zich voorts (subsidiair) op merkinbreuk in de zin van artikel 9 lid 2 sub a UMVo. Op 13 september 2020 is beslag gelegd (hierna: het Beslag). Na de beslaglegging is een T1 (MRN)-document opgemaakt waarna, blijkens het opgemaakte proces-verbaal, de container is afgehaald namens de gerechtelijke bewaarder en opgeslagen in Spijkenisse, in de douaneloods van Top Logistics B.V.

3 De procedure in eerste aanleg en de vordering in hoger beroep
3.1

RPM vorderde in eerste aanleg, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, primair de opheffing van het Beslag en subsidiair een aan PMP op te leggen gebod het Beslag op te heffen, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Daarnaast vorderde RPM een aan PMP op te leggen verbod om nogmaals beslag te doen leggen op de Partij, eveneens op straffe van

verbeurte van een dwangsom, alles met veroordeling van PMP in de proceskosten op de voet van artikel 1019h Rv.

3.2

PMP heeft haar beroep op strijd met het WHO-kaderverdrag inzake tabaksontmoediging en het daarbij behorende FCTC-Protocol niet gehandhaafd (par. 7.10 MvA). Wel heeft zij gehandhaafd dat RPM jegens PMP onrechtmatig heeft gehandeld en inbreuk maakt of dreigt te maken op haar merkrechten. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, gelet op de toepasselijkheid van artikel 9 lid 4 UMVo en in aanmerking genomen diverse feiten en omstandigheden die gerelateerd zouden kunnen zijn aan illegale handel in tabaksproducten onder ontduiking van invoerrechten en accijnzen, niet uitgesloten kan worden dat de vrees van PMP, dat de Partij uiteindelijk bestemd is om zonder haar instemming elders op een markt te worden gebracht wat inbreukmakend handelen oplevert, gerechtvaardigd is, althans kan zijn. Op grond hiervan, alsmede een belangenafweging, was de voorzieningenrechter van oordeel dat het Beslag op de Partij moest blijven rusten.

3.3

RPM komt met haar grieven op tegen deze oordelen van de voorzieningenrechter, in het bijzonder dat artikel 9 lid 4 UMVo van toepassing is geacht, het belang dat is gehecht aan diverse feiten en omstandigheden en de belangenafweging. RPM vordert dat haar vorderingen alsnog worden toegewezen en dat PMP de proceskosten die RPM uit hoofde van het vonnis heeft voldaan terugbetaalt, met veroordeling van PMP in de proceskosten op de voet van 1019h Rv in beide instanties, alles...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT