Uitspraak Nº 200.299.861_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2022-10-25
ECLI | ECLI:NL:GHSHE:2022:3694 |
Docket Number | 200.299.861_01 |
Date | 25 Octubre 2022 |
Court | Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland) |
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.299.861/01
arrest van 25 oktober 2022
in de zaak van
Aabo Trading [locatie] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als Aabo,
advocaat: mr. R. Gijsen te Maastricht,
tegen
[XX] Schoorsteenveegbedrijf en Dakbedekkingen B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. A.P. van Knippenbergh te Best,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 9 november 2021 in het hoger beroep van de door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, onder zaaknummer 8592868 / CV EXPL 20-3845 gewezen vonnissen van 7 januari 2021 en 3 juni 2021.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
-
het tussenarrest van 9 november 2021 waarbij het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen heeft gelast;
-
-
het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 28 februari 2022;
-
-
de memorie van grieven met productie;
-
-
de memorie van antwoord.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.
Partijen hebben de afgelopen jaren, in ieder geval sinds 2018, koopovereenkomsten met elkaar gesloten op grond waarvan Aabo aan [geïntimeerde] dakrollen leverde.
Begin 2019 heeft [geïntimeerde] de dakrollen van Aabo bij een van haar klanten verwerkt bij het aanleggen van daken op onderhoudstations. De klant van [geïntimeerde] heeft daarbij een dak afgekeurd.
[geïntimeerde] heeft begin 2020 bij een andere klant het materiaal van de dakrollen gedemonstreerd. Daarbij bleek dat de klant het materiaal gemakkelijk met de hand kon scheuren. [geïntimeerde] heeft daarvan een video-opname naar Aabo gestuurd. Aabo heeft daarop nieuwe exemplaren van de dakrollen geleverd.
Aabo heeft in de periode oktober 2019 tot en met april 2020 verschillende
goederen op bestelling geleverd aan [geïntimeerde] en zij heeft [geïntimeerde] hiervoor vijf facturen
gestuurd voor een totaalbedrag van € 3.498,83. Ten tijde van de procedure in eerste aanleg had [geïntimeerde] deze facturen niet betaald.
Op de koopovereenkomsten tussen partijen zijn de Algemene Verkoop-, Leverings- en Betalingsvoorwaarden van Aabo Trading Beheer B.V. (hierna: de algemene voorwaarden)
van toepassing.
Aabo heeft in eerste aanleg gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van:
- een bedrag van € 4.088,09, bestaande uit € 3.498,83 ter zake van onbetaald gelaten facturen, € 524,82 voor buitengerechtelijke incassokosten en € 64,44 aan contractuele rente;
- de contractuele rente ad 1,5 % per maand over € 3.498,83 vanaf 24 maart 2020 tot de dag van algehele betaling;
- de proceskosten en de nakosten.
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, onder meer inhoudende dat Aabo haar vier pallets ofwel 600 m2 gratis dakrollen heeft toegezegd, omdat de klant van [geïntimeerde] een opdracht van 600 m2 had afgekeurd.
In het tussenvonnis van 17 september 2020 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast. Deze heeft plaatsgevonden op 29 maart 2021.
In het tussenvonnis van 7 januari 2021 heeft de kantonrechter vastgesteld dat [geïntimeerde] niet betwist dat zij de gefactureerde bedragen waarvan Aabo betaling vordert, is verschuldigd. Zij heeft daarnaast overwogen dat voldoende vast staat dat de door Aabo geleverde dakrollen voldeden aan de productspecificaties. De kantonrechter heeft verder overwogen dat zij begrijpt dat [geïntimeerde] met haar verweer bedoeld heeft een beroep te doen op verrekening als bedoeld in artikel 6:127 BW. De kantonrechter heeft [geïntimeerde] in dat verband opgedragen te bewijzen dat door (een medewerker van) Aabo is toegezegd dat door Aabo gratis vier pallets/600 m2 dakrollen zouden worden verstrekt.
[geïntimeerde] heeft vervolgens op 29 maart 2021 een getuige doen horen, te weten [persoon A] , algemeen medewerkster op het kantoor van [geïntimeerde] . Op diezelfde datum heeft Aabo als tegengetuigen doen horen [persoon B] , medewerker verkoop bij Aabo, en [persoon C] , filiaalleider bij Aabo.
In het eindvonnis van 3 juni 2021 heeft de kantonrechter [geïntimeerde] in de bewijslevering geslaagd geacht en heeft zij geoordeeld dat [geïntimeerde] een tegenvordering heeft op Aabo ter grootte van de aankoopprijs van 600 m2 dakrollen. De kantonrechter heeft voorts geoordeeld dat, nu verschuldigdheid van de onbetaalde facturen vast staat en aan de eisen van artikel 6:127 BW voor verrekening is voldaan, [geïntimeerde] bevoegd is deze tegenvordering te verrekenen met de vordering van Aabo. De kantonrechter heeft vervolgens de vorderingen van Aabo afgewezen en Aabo veroordeeld in de proceskosten.
Aabo voert in hoger beroep vijf grieven aan. Zij concludeert - zo begrijpt het hof, aangezien ook een grief is gericht tegen het tussenvonnis van 7 januari 2021 – tot vernietiging van het tussenvonnis van 7 januari 2021 en het eindvonnis van 3 juni 2021 en tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen.
Het hof stelt voorop dat ook in hoger beroep als onweersproken vast staat dat de goederen waarop de facturen waarvan Aabo betaling vordert, zijn geleverd en dat [geïntimeerde] betaling van deze facturen aan Aabo is verschuldigd. Aan het hof ligt enkel het beroep van [geïntimeerde] op verrekening ter beoordeling voor.
Kwalificatie verweer
In haar eerste grief stelt Aabo dat de kantonrechter het verweer van [geïntimeerde] onjuist heeft uitgelegd en heeft gekwalificeerd als een beroep op verrekening.
Volgens haar kan dit beroep niet worden afgeleid uit het door [geïntimeerde] op 3 september 2020 gevoerde mondelinge verweer.
Het hof overweegt hierover het volgende. Artikel 25 Rv verplicht de rechter om zo nodig ambtshalve de rechtsgronden aan te vullen, met andere woorden om uit zichzelf zijn beslissing te baseren op toepasselijke rechtsregels, ook wanneer partijen de rechtsregels waarop hun vordering of verweer steunt, niet zelf hebben genoemd (zoals hier aan de orde) of de verkeerde rechtsregels hebben genoemd. Partijen hoeven dus niet exact aan te geven op welke juridische regel zij hun...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT