Uitspraak Nº 200.299.396. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2022-10-25

ECLIECLI:NL:GHARL:2022:9118
Docket Number200.299.396
Date25 Octubre 2022
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof: 200.299.396

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht: 504697)

arrest van 25 oktober 2022

in de zaak van

SBC Solutions B.V.,

die is gevestigd te Rotterdam,

die hoger beroep heeft ingesteld

en bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie en als eiseres in reconventie

en hierna SBC wordt genoemd,

vertegenwoordigd door mr. E. Bakhuis,

tegen:

Borg Projecten Detachering B.V.,

die is gevestigd te Huizen

en bij de rechtbank optrad als eiseres in conventie, verweerster in reconventie

en hierna Borg wordt genoemd,

vertegenwoordigd door mr. W. Kok.

1 Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.Naar aanleiding van het arrest van 19 oktober 2021 heeft op 21 januari 2022 een enkelvoudige mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarvan is een verslag opgemaakt dat aan het dossier is toegevoegd. Vervolgens heeft SBC een memorie van grieven (met producties) en een akte met productie 14 ingediend en Borg een memorie van antwoord. Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2 De kern van de zaak
2.1.

Het hof moet de vraag beantwoorden of SBC de schade op Borg kan verhalen, die het gevolg is van diefstal bij de stichting De Opbouw (hierna: De Opbouw) door een uitzendkracht die SBC had ingeleend van Borg en uitgeleend aan De Opbouw en, zo ja, voor welk bedrag?

2.2.

SBC en Borg hebben sinds juli 2018 een raamovereenkomst (hierna: de overeenkomst), op grond waarvan Borg tegen betaling arbeidskrachten ter beschikking stelt aan SBC. SBC heeft met De Opbouw een raamovereenkomst gesloten met dezelfde bepalingen als opgenomen in de overeenkomst tussen Borg en SBC. Borg heeft de heer [naam1] (hierna: [naam1] ) vanaf augustus 2018 aan SBC uitgeleend, die SBC op haar beurt aan De Opbouw heeft uitgeleend. [naam1] heeft zich tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden bij De Opbouw schuldig gemaakt aan diefstal van onder andere laptops van De Opbouw. De Opbouw heeft SBC aansprakelijk gehouden voor de schade.

2.3.

Borg heeft bij de rechtbank gevorderd om SBC te veroordelen haar € 79.566,84 te betalen voor onbetaalde facturen, met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. SBC heeft zich daartegen in de procedure bij de rechtbank verweerd, een beroep gedaan op verrekening van een bedrag van € 78.114 als vergoeding van de schade veroorzaakt door de diefstal van [naam1] en voorwaardelijk een tegenvordering ingesteld voor dat bedrag. De rechtbank heeft het beroep van SBC op verrekening en de tegenvordering afgewezen, en de vordering van Borg toegewezen voor een hoofdsom van € 79.566,84, met wettelijke handelsrente daarover met ingang van 25 november 2020, een bedrag van € 8.921,23 voor wettelijke handelsrente tot en met 24 november 2020 en een bedrag van €2.108,41 voor buitengerechtelijke incassokosten. SBC is veroordeeld in de proceskosten.

2.4.

SBC komt in hoger beroep tegen het oordeel van de rechtbank dat Borg niet aansprakelijk is voor de door [naam1] veroorzaakte schade en tegen het oordeel dat haar schade onvoldoende onderbouwd is. Zij wil dat de vordering van Borg alsnog wordt afgewezen, haar tegenvordering alsnog onvoorwaardelijk wordt toegewezen en dat Borg veroordeeld wordt om wat al ter uitvoering van het vonnis betaald is, terug te betalen met wettelijke rente.

3 Het oordeel van het hof

Borg is aansprakelijk jegens SBC

3.1.

Volgens SBC is Borg aansprakelijk op grond van artikel 9 van de overeenkomst. Borg betwist dat. Art. 9 van de overeenkomst luidt, voor zover relevant:

“Artikel 9 Aansprakelijkheid

(…)

2. De opdrachtnemer is in het bijzonder aansprakelijk voor tekortkomingen in de uitvoering van de opdracht, voor zover deze het gevolg zijn van ondeskundigheid, een gebrek aan vakmanschap en/of onzorgvuldigheid van de Opdrachtnemer en/of namens deze ingezette deskundige.

3. Indien de cliënt vanwege de in lid 2 bedoelde omstandigheden niet tot betaling van de facturen aan de opdrachtgever overgaat, zal de Opdrachtgever niet zijn gehouden tot betaling van de facturen van Opdrachtnemer. In dit geval zal de cliënt zijn besluit met bewijsstukken moeten onderbouwen.”

Niet in geschil is dat [naam1] in dit geval gold als de “deskundige” en De Opbouw als de “cliënt” in de zin van dit artikel.

3.2.

Bij de uitleg van dit artikel komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT