Uitspraak Nº 201307502/1/R4. Raad van State, 2015-05-27

ECLIECLI:NL:RVS:2015:1634
Date27 Mayo 2015
Docket Number201307502/1/R4
CourtCouncil of State (Netherlands)

201307502/1/R4.

Datum uitspraak: 27 mei 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1] en anderen, allen wonend te Kaag, gemeente Kaag en Braassem,

2. [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] (hierna tezamen in enkelvoud: [appellant sub 2]), beiden wonend te [woonplaats],

3. [appellant sub 3], wonend te Oude Ade, gemeente Kaag en Braassem, en anderen,

4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Gemarc B.V., gevestigd te Rijpwetering, gemeente Kaag en Braassem,

5. [appellant sub 5], handelend onder de naam [bedrijf], wonend te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem

6. [appellant sub 6], wonend te Kaag, gemeente Kaag en Braassem,

en

de raad van de gemeente Kaag en Braassem,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Kaag en Braassem West" gewijzigd vastgesteld en het hierbij behorende planMER met aanvulling vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2], [appellant sub 3] en anderen, Gemarc B.V., [appellant sub 5] en [appellant sub 6] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 5], Gemarc B.V. en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 januari 2015, waar [appellant sub 1] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant sub 3], bijgestaan door mr. H.S. Weeda, Gemarc B.V., vertegenwoordigd door M.W. Hillenaar en A.N. Hillenaar, bijgestaan door J. van Dijk, [appellant sub 5], bijgestaan door mr. M.J. Smaling, [appellant sub 6], bijgestaan door J. van Dijk, en de raad, vertegenwoordigd door ir. J. Beelen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Voorts zijn ter zitting de Waterski- en Touringclub De Brasem (hierna: de watersportvereniging), vertegenwoordigd door G.H. Kolthof, bijgestaan door mr. E.D.M. Knegt, en L.C.J. Duivenvoorden gehoord.

Overwegingen

Het plan

1. Het plan biedt een actueel juridisch-planologisch kader voor het buitengebied Kaag en Braassem West.

Toetsingskader

2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het beroep van [appellant sub 1] en anderen

3. [appellant sub 1] en anderen kunnen zich niet verenigen met het plan voor zover daarbij aan de gronden achter de percelen [locatie 1] en [locatie 2] te Kaag een agrarische bestemming in plaats van een tuinbestemming is toegekend. Zij betogen dat het reeds 15 jaar bestaande gebruik van de gronden als tuin overeenkomstig het ontwerpplan in het plan had moeten worden opgenomen. In dit verband wijzen zij erop dat voornoemde gronden al jaren worden betrokken bij de aanslag voor de onroerende zaak belasting. Volgens [appellant sub 1] en anderen verandert het landschap niet als gevolg van het gebruik van de gronden als tuin en betreft het kleine stroken grond die niet bedrijfsmatig agrarisch gebruikt kunnen worden. Zij betogen tot slot dat zij door het plan onevenredig benadeeld worden vanwege het verlies van een groot deel van hun tuinen en het handhaven van de agrarische bestemming dan ook niet redelijk is.

3.1. De raad stelt dat de tuinen behorende bij de recreatiewoningen aan de [locatie 1] en [locatie 2] omstreeks 1998 illegaal zijn vergroot en het als zodanig bestemmen hiervan in strijd zou zijn met het uitgangspunt stedelijke functies in het buitengebied niet verder uit te breiden. De raad stelt voorts dat sprake is van een forse uitbreiding van de tuinen en dit in strijd is met het algemene beleid om weiland niet als tuin in te richten.

3.2. De desbetreffende gronden bij de percelen [locatie 1] en [locatie 2] hebben de bestemming "Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden".

Ingevolge artikel 4, lid 4.1, onder a en b, van de planregels zijn de voor "Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden" aangewezen gronden bestemd voor:

a. het uitoefenen van een volwaardig agrarisch bedrijf zoals genoemd in lid 1.8 onder a en b;

b. behoud en herstel van de aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden, bestaande uit de openheid, het verkavelingspatroon, de aanwezigheid van weidevogels en kenmerkende oever- en slootvegetaties.

3.3. In het vorige bestemmingsplan "Landelijk Gebied Oost Plus" uit 1998 hadden de gronden achter de percelen [locatie 1] en [locatie 2] eveneens de bestemming "Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden". Het gebruik van de gronden als tuin was in strijd met deze bestemming.

In het ontwerpplan hadden voornoemde gronden net als de percelen [locatie 1] en [locatie 2] de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie". De raad heeft bij de vaststelling van het plan het als zodanig bestemmen van de gronden in strijd geacht met een goede ruimtelijke ordening. De raad vreesde voor precedentwerking, nu op verschillende andere plekken binnen de gemeente eveneens tuinen in strijd met het bestemmingsplan zijn uitgebreid en dit ten koste gaat van de agrarische gronden in het buitengebied. Dit terwijl aan het plan het uitgangspunt ten grondslag ligt om het buitengebied te behouden voor agrariërs en het open landschap te beschermen.

Deze afweging acht de Afdeling niet onredelijk. Langdurig gebruik van de gronden in strijd met de vigerende bestemming kan geen gerechtvaardigde verwachting doen ontstaan dat dit gebruik als zodanig zal worden bestemd. De raad heeft in redelijkheid meer gewicht kunnen toekennen aan het behouden van het buitengebied voor agrariërs en de bescherming van het open landschap dan aan de belangen van [appellant sub 1] en anderen bij het als zodanig bestemmen van het gebruik als tuin van de gronden achter de percelen [locatie 1] en [locatie 2].

3.4. Ten aanzien van het betoog van [appellant sub 1] en anderen dat de bestemming "Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden" niet uitvoerbaar is, omdat de kleine stroken grond niet bedrijfsmatig agrarisch gebruikt kunnen worden, overweegt de Afdeling als volgt. Voornoemde bestemming omvat gezien artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder b, van de planregels niet alleen het uitoefenen van een volwaardig agrarisch bedrijf, maar ook het behoud en herstel van de aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden. Voorts sluiten de gronden achter de percelen [locatie 1] en [locatie 2] aan op een groot agrarisch perceel. Gelet hierop en gezien de planperiode ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd, geen aanleiding voor het oordeel dat de bestemming "Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden" voor de desbetreffende gronden niet uitvoerbaar is.

Voor zover [appellant sub 1] en anderen nog wijzen op het betrekken van de gronden bij de waarde van de woningen voor de onroerende zaak belasting, overweegt de Afdeling dat hieraan geen doorslaggevende betekenis kan worden toegekend. Aan de waardering in het kader van de onroerende zaak belasting liggen immers andere maatstaven ten grondslag dan het belang van een goede ruimtelijke ordening.

4. Het beroep is ongegrond.

Het beroep van [appellant sub 2]

5. [appellant sub 2] kan zich niet verenigen met het plan voor zover daarbij aan de gronden achter het perceel [locatie 3] te Kaag een verkeersbestemming in plaats van een tuinbestemming is toegekend. Deze wijziging ten opzichte van het ontwerpplan is volgens hem ten onrechte niet in de bekendmaking van het plan opgenomen en kan alleen uit de verbeelding worden opgemaakt.

5.1. De raad erkent dat het perceel achter [locatie 3] niet wordt genoemd in de publicatie, maar acht [appellant sub 2] gezien het door hem ingestelde beroep niet in zijn belangen geschaad.

5.2. Het stukje grond achter het perceel [locatie 3] is op de verbeelding aangeduid met de bestemming "Verkeer". In het ontwerpplan had het stukje grond de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie". In het vaststellingsbesluit is onder punt 3b vermeld dat de raad heeft besloten om het bestemmingsplan vast te stellen met de ambtshalve wijzigingen, zoals in de Nota van Wijzigingen beschreven. In de Nota van Wijzigingen staat ten aanzien van de Balgerij dat het bestemmingsvlak met de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" dient te worden verkleind conform het vigerende...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
1 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 201506693/1/A1. Raad van State, 2016-06-15
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • June 15, 2016
    ...gevrijwaard blijven van een nieuwe bouwmarkt in haar verzorgingsgebied. De verwijzing van Praxis naar de uitspraak van 27 mei 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1634) waaruit volgens haar volgt dat het rechtszekerheidsbeginsel zich ertegen verzet dat het relativiteitsvereiste wordt toegepast in geval e......
1 sentencias
  • Uitspraak Nº 201506693/1/A1. Raad van State, 2016-06-15
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • June 15, 2016
    ...gevrijwaard blijven van een nieuwe bouwmarkt in haar verzorgingsgebied. De verwijzing van Praxis naar de uitspraak van 27 mei 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1634) waaruit volgens haar volgt dat het rechtszekerheidsbeginsel zich ertegen verzet dat het relativiteitsvereiste wordt toegepast in geval e......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT