Uitspraak Nº 201309296/4/R4. Raad van State, 2016-01-13

ECLIECLI:NL:RVS:2016:75
Date13 Enero 2016
Docket Number201309296/4/R4
CourtCouncil of State (Netherlands)

Bij deze uitspraak is een persbericht uitgebracht.

201309296/4/R4.

Datum uitspraak: 13 januari 2016

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Verwijzingsuitspraak in het geding tussen:

[appellante], gevestigd te [plaats],

en

de raad van de gemeente Appingedam,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 juni 2013, kenmerk 7, heeft de raad het bestemmingsplan "Stad Appingedam" vastgesteld

Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellante] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 juli 2014, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. E.M. van Bommel, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door H. Wessels, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

De Afdeling heeft de behandeling van dit beroep afgesplitst van zaak nr. 201309296/1/R4. De behandeling van de beroepen van [namen 6 belanghebbenden], die tevens op de zitting van 24 juli 2014 door de Afdeling zijn behandeld, is onder laatstgenoemd nummer voortgezet.

Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend en partijen medegedeeld dat zij voornemens is het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) te verzoeken bij wijze van prejudiciële beslissing uitspraak te doen op een aantal vragen. Deze vragen zijn vervolgens in concept aan partijen gezonden.

Bij onderscheiden brieven van 22 december 2015 en 30 december 2015 hebben [appellante] en de raad een reactie gegeven op deze vragen.

Overwegingen

Recht van de Europese Unie

1.1. Overweging 9 van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB 2006, L 376/36; hierna: Dienstenrichtlijn) luidt als volgt: "Deze richtlijn is alleen van toepassing op eisen met betrekking tot de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit. Deze richtlijn is derhalve niet van toepassing op eisen zoals verkeersregels, regels betreffende de ontwikkeling of het gebruik van land, voorschriften inzake ruimtelijke ordening en stedebouw, en evenmin op administratieve sancties wegens het niet naleven van dergelijke voorschriften die de dienstenactiviteit niet specifiek regelen of daarop specifiek van invloed zijn, maar die de dienstverrichters bij de uitvoering van hun economische activiteit in acht dienen te nemen op dezelfde wijze als natuurlijke personen die als particulier handelen."

Artikel 2, eerste lid, luidt als volgt: "Deze richtlijn is van toepassing op de diensten van dienstverrichters die in een lidstaat zijn gevestigd."

Artikel 3, derde lid, luidt als volgt: "De lidstaten passen deze richtlijn toe met inachtneming van de Verdragsregels over de vrijheid van vestiging en het vrije verkeer van diensten."

Artikel 4, aanhef en onder 1, 5, 6, 7 en 8, luidt als volgt: "Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1) ‘dienst’: elke economische activiteit, anders dan in loondienst, die gewoonlijk tegen vergoeding geschiedt, zoals bedoeld in artikel 50 van het Verdrag [thans: artikel 57 van het VWEU];

[…]

5) ‘vestiging’: de daadwerkelijke uitoefening van een economische activiteit, zoals bedoeld in artikel 43 van het Verdrag [thans: artikel 49 van het VWEU], door de dienstverrichter voor onbepaalde tijd en vanuit een duurzame infrastructuur, van waaruit daadwerkelijk diensten worden verricht;

6) ‘vergunningstelsel’: elke procedure die voor een dienstverrichter of afnemer de verplichting inhoudt bij een bevoegde instantie stappen te ondernemen ter verkrijging van een formele of stilzwijgende beslissing over de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit;

7) ‘eis’: elke verplichting, verbodsbepaling, voorwaarde of beperking uit hoofde van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten of voortvloeiend uit de rechtspraak, de administratieve praktijk, de regels van beroepsorden of de collectieve regels van beroepsverenigingen of andere beroepsorganisaties, die deze in het kader van de hun toegekende juridische bevoegdheden hebben vastgesteld; regels vastgelegd in collectieve arbeidsovereenkomsten waarover door de sociale partners is onderhandeld, worden als zodanig niet als eisen in de zin van deze richtlijn beschouwd;

8) ‘dwingende redenen van algemeen belang’: redenen die als zodanig zijn erkend in de rechtspraak van het Hof van Justitie; waaronder de volgende gronden: openbare orde, openbare veiligheid, staatsveiligheid, volksgezondheid, handhaving van het financiële evenwicht van het socialezekerheidsstelsel, bescherming van consumenten, afnemers van diensten en werknemers, eerlijkheid van handelstransacties, fraudebestrijding, bescherming van het milieu en het stedelijk milieu, diergezondheid, intellectuele eigendom, behoud van het nationaal historisch en artistiek erfgoed en doelstellingen van het sociaal beleid en het cultuurbeleid;".

Artikel 9, eerste lid, luidt als volgt: "De lidstaten stellen de toegang tot en de uitoefening van een dienstenactiviteit niet afhankelijk van een vergunningstelsel, tenzij aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a. het vergunningstelsel heeft geen discriminerende werking jegens de betrokken dienstverrichter;

b. de behoefte aan een vergunningstelsel is gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang;

c. het nagestreefde doel kan niet door een minder beperkende maatregel worden bereikt, met name omdat een controle achteraf te laat zou komen om werkelijk doeltreffend te zijn."

Artikel 10, eerste lid, luidt als volgt: "Vergunningstelsels zijn gebaseerd op criteria die beletten dat de bevoegde instanties hun beoordelingsbevoegdheid op willekeurige wijze uitoefenen."

Het tweede lid luidt als volgt: "De in lid 1 bedoelde criteria zijn:

a) niet-discriminatoir;

b) gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang;

c) evenredig met die reden van algemeen belang;

d) duidelijk en ondubbelzinnig;

e) objectief;

f) vooraf openbaar bekendgemaakt;

g) transparant en toegankelijk."

Artikel 14, aanhef en onder 5, luidt als volgt: "De lidstaten stellen de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit op hun grondgebied niet afhankelijk van de volgende eisen:

[…]

5) de toepassing per geval van economische criteria, waarbij de verlening van de vergunning afhankelijk wordt gesteld van het bewijs dat er een economische behoefte of marktvraag bestaat, van een beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen van de activiteit of van een beoordeling van de geschiktheid van de activiteit in relatie tot de door de bevoegde instantie vastgestelde doelen van economische planning; dit verbod heeft geen betrekking op planningseisen waarmee geen economische doelen worden nagestreefd, maar die voortkomen uit dwingende redenen van algemeen belang."

Nationaal recht

2. De Dienstenrichtlijn is mede geïmplementeerd in de Dienstenwet (Stb. 2009, 503). Uit de geschiedenis van de totstandkoming van die wet (Kamerstukken II 2007/08, 31 579, nr. 3, blz. 20 - 24), volgt dat de wetgever artikel 9, eerste lid, van de Dienstenrichtlijn niet heeft omgezet in nationaal recht, omdat de in die bepaling neergelegde voorwaarden overeenkomen met de bestaande rechtspraak van het Hof en zodoende reeds geldend recht zijn. Daarbij heeft de wetgever tevens te kennen gegeven dat naleving van onder meer artikel 9, eerste lid, van de Dienstenrichtlijn geschiedt door middel van screening van geldende wet- en regelgeving in combinatie met verslaglegging hierover aan de Commissie.

Wat betreft artikel 10 van de Dienstenrichtlijn, heeft de wetgever overwogen dat ook de in deze bepaling neergelegde eisen overeenkomen met de geldende jurisprudentie van het Hof. Verder heeft de wetgever omzetting van deze bepaling niet noodzakelijk geacht, omdat de in deze bepaling neergelegde eisen overeenkomen met de beginselen van behoorlijk bestuur, zoals deze in de vaste Nederlandse rechtspraak en administratieve praktijk worden gehanteerd en die ook deels zijn neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De wetgever noemt in dit verband als voorbeelden het in artikel 2:4 van de Awb neergelegde verbod van vooringenomenheid, afdeling 3.2 van de Awb, die handelt over zorgvuldigheid en belangenafweging en waarin de onderzoeksplicht van bestuursorganen, het verbod op détournement de pouvoir, de opdracht tot afweging van belangen en het evenredigheidsbeginsel zijn gecodificeerd, en afdeling 3.7 van de Awb, die handelt over de motivering van besluiten.

3. Het nationaalrechtelijke instrument "bestemmingsplan" behelst een juridisch bindend besluit van de gemeenteraad waarbij voor een bepaald gebied op een kaart bouw- en gebruiksmogelijkheden aan nader aangewezen percelen worden toegekend. Daarnaast worden bij dit besluit algemene regels gesteld waarin de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor de aangewezen percelen worden geregeld. De kaart wordt in de Nederlandse regelingen aangeduid als "verbeelding".

4. Ingevolge artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) stelt de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vast, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven. Deze regels betreffen in elk geval regels omtrent het gebruik van de grond en van de zich daar bevindende bouwwerken.

4.1. Ingevolge artikel 1.1.2 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) wordt bij het stellen van regels in een bestemmingsplan voorkomen dat strijdigheid ontstaat met artikel 14, aanhef en onder 5, van de Dienstenrichtlijn. Een wijziging van de richtlijn, bedoeld in de eerste volzin, gaat voor de toepassing van die volzin gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
13 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 201605079/1/R2. Raad van State, 2017-04-12
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 12 Abril 2017
    ...geen dienst is in de zin van de Dienstenrichtlijn, wijst Neddex er op dat de Afdeling in de verwijzingsuitspraak van 13 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:75, het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft verzocht bij wege van prejudiciële beslissing uitspraak te doen op de enkele in die verw......
  • Uitspraak Nº 201606958/1/R2. Raad van State, 2017-11-08
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 8 Noviembre 2017
    ...totdat het Hof van Justitie van de Europese Unie uitspraak heeft gedaan op vragen die in de verwijzingsuitspraak van 13 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:75, zijn geformuleerd over de toepasselijkheid van de Dienstenrichtlijn op detailhandel in bestemmingsplannen. Het betoog faalt. Het bestemm......
  • Uitspraak Nº 201500432/1/R3, 201500589/1/R3, 201602379/1/R3 en 201604429/1/R3. Raad van State, 2019-03-27
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 27 Marzo 2019
    ...het Hof) prejudiciële vragen te stellen die verband houden met de Dienstenrichtlijn. Bij verwijzingsuitspraak van 13 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:75, heeft de Afdeling het Hof verzocht bij wijze van prejudiciële beslissing uitspraak te doen op een aantal vragen over de Dienstenrichtlijn. ......
  • Uitspraak Nº 201404344/1/R3. Raad van State, 2019-03-27
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 27 Marzo 2019
    ...heropend en partijen medegedeeld dat de onderhavige zaak wordt aangehouden in verband met de verwijzingsuitspraak van 13 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:75, waarin de Afdeling het Hof van Justitie (hierna: het Hof) heeft verzocht bij wijze van prejudiciële beslissing uitspraak te doen op een......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
13 sentencias
  • Uitspraak Nº 201605079/1/R2. Raad van State, 2017-04-12
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 12 Abril 2017
    ...geen dienst is in de zin van de Dienstenrichtlijn, wijst Neddex er op dat de Afdeling in de verwijzingsuitspraak van 13 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:75, het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft verzocht bij wege van prejudiciële beslissing uitspraak te doen op de enkele in die verw......
  • Uitspraak Nº 201606958/1/R2. Raad van State, 2017-11-08
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 8 Noviembre 2017
    ...totdat het Hof van Justitie van de Europese Unie uitspraak heeft gedaan op vragen die in de verwijzingsuitspraak van 13 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:75, zijn geformuleerd over de toepasselijkheid van de Dienstenrichtlijn op detailhandel in bestemmingsplannen. Het betoog faalt. Het bestemm......
  • Uitspraak Nº 201500432/1/R3, 201500589/1/R3, 201602379/1/R3 en 201604429/1/R3. Raad van State, 2019-03-27
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 27 Marzo 2019
    ...het Hof) prejudiciële vragen te stellen die verband houden met de Dienstenrichtlijn. Bij verwijzingsuitspraak van 13 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:75, heeft de Afdeling het Hof verzocht bij wijze van prejudiciële beslissing uitspraak te doen op een aantal vragen over de Dienstenrichtlijn. ......
  • Uitspraak Nº AMS 17/6561. Rechtbank Amsterdam, 2018-01-23
    • Nederland
    • Rechtbank Amsterdam (Neederland)
    • 23 Enero 2018
    ...II, 2002/03, 28 916, nr. 3, p. 24, 36, 97 en 98. 4 ABRvS van 27 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3572. 5 ABRvS van 13 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:75. 6 HvJ EU van 18 mei 2017, C-360/15 en C-31/16 (conclusie AG Szpunar ), ECLI:NL:EU:C:2017:397. 7 ABRvS van 6 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT