Uitspraak Nº 201404859/1/V6. Raad van State, 2016-02-24

ECLIECLI:NL:RVS:2016:479
Docket Number201404859/1/V6
Date24 Febrero 2016
CourtCouncil of State (Netherlands)

201404859/1/V6.

Datum uitspraak: 24 februari 2016

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 april 2014 in zaak nr. 13/5709 in het geding tussen:

[appellante]

en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: de minister van SZW).

Procesverloop

Bij besluit van 12 april 2013 heeft de minister van SZW het verzoek van [appellante] om restitutie van de kosten voor het afleggen van het basisexamen inburgering buitenland ten behoeve van het verkrijgen van een machtiging tot voorlopig verblijf en een verblijfsvergunning regulier, afgewezen.

Bij besluit van 29 juli 2013 heeft de minister van SZW het daartegen door [appellante] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 24 april 2014 heeft de rechtbank het daartegen door [appellante] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

De minister van SZW heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 december 2014, waar [appellante], bijgestaan door mr. F. Kiliç, advocaat te Amsterdam, en de minister van SZW, vertegenwoordigd door mr. C.M. Speear en C.T. Logger, beiden werkzaam bij het Ministerie van SZW, zijn verschenen.

Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de minister van SZW bij brieven van 24 december 2014 en 23 januari 2015 nadere stukken ingediend. Bij brief van 3 februari 2015 heeft [appellante] hierop gereageerd.

De Afdeling heeft het onderzoek heropend en de zaak op 27 augustus 2015 ter zitting behandeld, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. L. Matpanözer, advocaat te Amsterdam, en de minister van SZW, vertegenwoordigd door mr. C.M. Speear en C.T. Logger, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd worden afgewezen, indien de vreemdeling na verkrijging van rechtmatig verblijf in Nederland inburgeringsplichtig zou zijn ingevolge de artikelen 3 en 5 van de Wet inburgering en niet beschikt over kennis op basisniveau van de Nederlandse taal en de Nederlandse maatschappij.

2. Bij Koninklijk Besluit van 5 november 2012, nr. 12.002585 (Stct. 2012, 23044) is de minister van SZW belast met de behartiging van de aangelegenheden op het terrein van integratie en inburgering, voor zover deze voor 5 november 2012 was opgedragen aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

3. In de Compensatieregeling Basisexamen inburgering in het buitenland voor Turkse...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT