Uitspraak Nº 201407245/1/V6. Raad van State, 2016-05-25

ECLIECLI:NL:RVS:2016:1430
Date25 Mayo 2016
Docket Number201407245/1/V6
CourtCouncil of State (Netherlands)

201407245/1/V6.

Datum uitspraak: 25 mei 2016

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 juli 2014 in zaak nr. 13/5023 in het geding tussen:

[appellante]

en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: de minister van SZW).

Procesverloop

Bij besluit van 26 april 2012 heeft de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel het verzoek van [appellante] om restitutie van de kosten voor het afleggen van het basisexamen inburgering buitenland ten behoeve van het verkrijgen van een machtiging tot voorlopig verblijf en een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, afgewezen.

Bij besluit van 24 juli 2013 heeft de minister van SZW het daartegen door [appellante] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 18 juli 2014 heeft de rechtbank het daartegen door [appellante] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

De minister van SZW heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 augustus 2015, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. L. Matpanözer, advocaat te Amsterdam, en de minister van SZW, vertegenwoordigd door mr. C.M. Speear en C.T. Logger, beiden werkzaam bij het Ministerie van SZW, zijn verschenen.

Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend en bij brief van 17 februari 2016 krachtens artikel 8:45 van de Algemene wet bestuursrecht de minister van SZW verzocht nadere schriftelijke inlichtingen te geven. Bij brief van 30 maart 2016 heeft de minister van SZW aan dit verzoek voldaan. Bij brief van 15 april 2016 heeft [appellante] hierop gereageerd.

Met toestemming van partijen is afgezien van een verdere behandeling van de zaak ter zitting, waarna de Afdeling het onderzoek heeft gesloten.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd worden afgewezen, indien de vreemdeling na verkrijging van rechtmatig verblijf in Nederland inburgeringsplichtig zou zijn ingevolge de artikelen 3 en 5 van de Wet inburgering en niet beschikt over kennis op basisniveau van de Nederlandse taal en de Nederlandse maatschappij.

2. Bij Koninklijk Besluit van 5 november 2012, nr. 12.002585 (Stct. 2012, 23044) is de minister van SZW belast met de behartiging van de aangelegenheden op het terrein van integratie en inburgering, voor zover deze voor 5 november 2012 was opgedragen aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

3. In de Compensatieregeling Basisexamen inburgering in het buitenland voor Turkse onderdanen van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel (ten tijde van belang...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT