Uitspraak Nº 201409746/1/V6. Raad van State, 2016-05-25

ECLIECLI:NL:RVS:2016:1428
Docket Number201409746/1/V6
Date25 Mayo 2016
CourtCouncil of State (Netherlands)

201409746/1/V6.

Datum uitspraak: 25 mei 2016

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: de minister van SZW),

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 22 oktober 2014 in zaken nrs. 13/6540, 13/6542 en 13/6606 in het geding tussen:

[verzoeker A], [verzoeker B] en [verzoeker C], allen wonend te [woonplaats], (hierna tezamen: verzoekers)

en

de minister van SZW.

Procesverloop

Bij onderscheiden besluiten van 13 september 2012 en 25 september 2012 heeft de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel de verzoeken van verzoekers om restitutie van de kosten voor het afleggen van het basisexamen inburgering buitenland ten behoeve van het verkrijgen van een machtiging tot voorlopig verblijf en een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd (hierna tezamen: de verzoeken), afgewezen.

Bij onderscheiden besluiten van 8 augustus 2013 heeft de minister van SZW de daartegen door verzoekers gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 22 oktober 2014 heeft de rechtbank de daartegen door verzoekers ingestelde beroepen gegrond verklaard, de besluiten van 8 augustus 2013 vernietigd en bepaald dat nieuwe besluiten worden genomen op de door verzoekers gemaakte bezwaren met inachtneming van hetgeen de rechtbank in de uitspraak heeft overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de minister van SZW hoger beroep ingesteld.

Verzoekers hebben een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 augustus 2015, waar de minister van SZW, vertegenwoordigd door mr. C.M. Speear en C.T. Logger, beiden werkzaam bij het Ministerie van SZW, en verzoekers, vertegenwoordigd door mr. F. Uzumcu, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.

Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend en bij brief van 17 februari 2016 krachtens artikel 8:45 van de Algemene wet bestuursrecht de minister van SZW verzocht nadere schriftelijke inlichtingen te geven. Bij brief van 30 maart 2016 heeft de minister van SZW aan dit verzoek voldaan. Bij brief van 15 april 2016 hebben verzoekers hierop gereageerd.

Met toestemming van partijen is afgezien van een verdere behandeling van de zaak ter zitting, waarna de Afdeling het onderzoek heeft gesloten.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd worden afgewezen, indien de vreemdeling na verkrijging van rechtmatig verblijf in Nederland inburgeringsplichtig zou zijn ingevolge de artikelen 3 en 5 van de Wet inburgering en niet beschikt over kennis op basisniveau van de Nederlandse taal en de Nederlandse maatschappij.

2. In de Compensatieregeling Basisexamen inburgering in het buitenland voor Turkse onderdanen van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel (ten tijde van belang de minister van SZW) van 16 maart 2012 (hierna: de Compensatieregeling) is het volgende vermeld:

1. Aanleiding

Op 16 augustus 2011 heeft de Centrale Raad van Beroep (LJN: BR4959) geoordeeld dat het opleggen van de inburgeringsplicht aan Turkse onderdanen en hun gezinsleden die onder het Associatieverdrag vallen, op grond van de Wet inburgering in strijd is met het associatierecht EU-Turkije. De uitspraak van de CRvB heeft op grond van artikel 16, eerste lid, onder h, van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT