Uitspraak Nº 201503114/1/R3. Raad van State, 2016-01-27

ECLIECLI:NL:RVS:2016:156
Docket Number201503114/1/R3
Date27 Enero 2016
CourtCouncil of State (Netherlands)

201503114/1/R3.

Datum uitspraak: 27 januari 2016

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Elsendorp, gemeente Gemert-Bakel,

en

de raad van de gemeente Gemert-Bakel,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 februari 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Gemert-Bakel Buitengebied herziening oktober 2014" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[belanghebbende A] en [belanghebbende B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [belanghebbende]), belanghebbenden, [appellant] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 november 2015, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.A.J.M. van Houtum, en de raad, vertegenwoordigd door mr. P. Fermont, drs. H.W. Niezen en R. Welten, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Voorts is ter zitting [belanghebbende A], bijgestaan door A.H.M.A. van den Berk, gehoord.

Overwegingen

1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

2. Het plan heeft betrekking op het perceel [locatie 1] in Elsendorp. Op het perceel staat een woning en ligt een minicamping, beiden in eigendom bij [belanghebbende]. De woning wordt bewoond door [persoon], die ook de minicamping exploiteert. Voorts is op het perceel een agrarisch bedrijf, te weten een pluimveebedrijf van [appellant], gevestigd.

In het plan is aan een deel van het perceel [locatie 1] de functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning" toegekend. De woning is een voormalige bedrijfswoning bij het agrarische bedrijf op het perceel.

3. Het beroep van [appellant], die op het naastgelegen perceel [locatie 2] woont, waar hij ook een pluimveebedrijf exploiteert, richt zich allereerst tegen de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch-plattelandswoning".

4. De raad betoogt dat het relativiteitsvereiste eraan in de weg staat dat het betoog van [appellant], voor zover dat betrekking heeft op het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning op het perceel [locatie 1], leidt tot vernietiging van het bestreden besluit.

4.1. Ingevolge artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.

4.2. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.

De Afdeling overweegt, zoals reeds eerder is overwogen in de uitspraak van 12 november 2014 in zaak nr. 201306356/1/R3, dat de normen met betrekking tot onder meer geur en geluid waarop [appellant] zich beroept, zowel de belangen van de omwonenden bij een goed woon- en leefklimaat als de belangen van bedrijven bij een ongehinderde bedrijfsuitoefening beogen te waarborgen. Degene die een bedrijf voert kan, omdat hij geconfronteerd kan worden met klachten van omwonenden over die milieugevolgen, aanvoeren dat in het plangebied vanwege de milieugevolgen van zijn bedrijf geen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Anders dan de raad betoogt, staat artikel 8:69a, van de Awb niet in de weg aan vernietiging van het bestreden besluit op die grond.

5. [appellant] betoogt dat de toekenning van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch-plattelandswoning" leidt tot beperkingen in de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van zijn pluimveebedrijven. Hij stelt daartoe dat de plattelandswoning op het perceel [locatie 1] alleen niet wordt beschermd tegen de geur- en geluidsbelasting van het bedrijf waarvan de woning deel uitmaakte en dat de raad ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de gevolgen van de overige milieuaspecten vanwege zijn pluimveebedrijven op de percelen [locatie 2] en [locatie 1] voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van de plattelandswoning. [appellant] stelt dat als gevolg van de aanduiding als plattelandswoning ter plaatse van die woning geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.

5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning op het perceel [locatie 1]. Door de enkele toekenning van de aanduiding als plattelandswoning aan de voormalige bedrijfswoning wijzigt het woon- en leefklimaat niet. Volgens de raad wordt [appellant] daarom door de aanduiding als plattelandswoning aan de woning op het perceel [locatie 1] niet beperkt in de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van zijn pluimveebedrijven op de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
2 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 16_1887. Rechtbank Oost-Brabant, 2017-01-24
    • Nederland
    • 24 Enero 2017
    ...meegenomen gelet op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: Afdeling) van 27 januari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:156) en 18 mei 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1339). Met het weigeren van de status van plattelandswoning zadelt verweerder eisers met onverkoopbare o......
  • Uitspraak Nº 201807227/4/R2. Raad van State, 2020-12-23
    • Nederland
    • 23 Diciembre 2020
    ...[appellant sub 2] stelt dat bij de behandeling van het beroep tegen het vorige plan, waarover de Afdeling op 27 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:156, uitspraak heeft gedaan, de raad heeft verklaard dat de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning" alleen gold voor het gede......
2 sentencias
  • Uitspraak Nº 16_1887. Rechtbank Oost-Brabant, 2017-01-24
    • Nederland
    • 24 Enero 2017
    ...meegenomen gelet op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: Afdeling) van 27 januari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:156) en 18 mei 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1339). Met het weigeren van de status van plattelandswoning zadelt verweerder eisers met onverkoopbare o......
  • Uitspraak Nº 201807227/4/R2. Raad van State, 2020-12-23
    • Nederland
    • 23 Diciembre 2020
    ...[appellant sub 2] stelt dat bij de behandeling van het beroep tegen het vorige plan, waarover de Afdeling op 27 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:156, uitspraak heeft gedaan, de raad heeft verklaard dat de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning" alleen gold voor het gede......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT