Uitspraak Nº 201503801/1/R2. Raad van State, 2016-06-01

ECLIECLI:NL:RVS:2016:1503
Docket Number201503801/1/R2
Date01 Junio 2016
CourtCouncil of State (Netherlands)

Bij deze uitspraak is een persbericht uitgebracht.

201503801/1/R2.

Datum uitspraak: 1 juni 2016

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak onderscheidenlijk tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te Wernhout, gemeente Zundert,

2. [appellante sub 2], wonend te Wernhout, gemeente Zundert,

3. [appellant sub 3A], [appellante sub 3B] en [appellante sub 3C], wonend, onderscheidenlijk gevestigd te Klein Zundert, gemeente Zundert,

(hierna samen en in enkelvoud: [appellant sub 3]),

en

de raad van de gemeente Zundert,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 mei 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Parc Patersven" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellante sub 2] en [appellant sub 3] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de vereniging "Vereniging van eigenaren Parc Patersven" (hierna: VEP) een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Bij beslissing van 16 december 2015 heeft een andere kamer van de Afdeling in enkelvoudige samenstelling besloten dat de door de raad verzochte beperkte kennisneming van enkele stukken als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb is gerechtvaardigd. Niet alle partijen hebben de Afdeling toestemming verleend om tevens op grondslag van voormelde stukken uitspraak te doen, zodat deze buiten beschouwing blijven.

De Afdeling heeft met toepassing van artikel 8:26, tweede lid, van de Awb een aankondiging in de Staatscourant en het huis-aan-huisblad

"De Zundertse Bode" gedaan om andere mogelijke belanghebbenden in de gelegenheid te stellen om als partij aan het geding deel te nemen. Van deze gelegenheid heeft een groot aantal eigenaren van percelen en recreatiewoningen op het recreatiepark Patersven gebruik gemaakt.

[appellant sub 1], [appellante sub 2], [appellant sub 3], de raad, provinciale staten van Noord-Brabant (hierna: provinciale staten) en VEP hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 maart 2016, waar [appellant sub 1], in persoon en bijgestaan door mr. M.M. Breukers, [appellante sub 2], vertegenwoordigd door mr. J.A.J.M. van Houtum, [appellant sub 3], vertegenwoordigd door J.A.L. van Engelen en de raad, vertegenwoordigd door A.J.A. Nicia en mr. R.A.J.A. Scheffer, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord VEP, vertegenwoordigd door H.L.M. Damen, provinciale staten, vertegenwoordigd door H.A.J. van Hout en het waterschap Brabantse Delta, vertegenwoordigd door mr. A. Karimlou. Daarnaast zijn ter zitting diverse bewoners van het recreatiepark verschenen. Zij zijn in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.

Toetsingskader

2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het plan en de achtergrond van de geschillen

3. Het plan voorziet in een planologische regeling voor het recreatiepark "Patersven" en strekt tot legalisering van illegale permanente bewoning van recreatiewoningen door middel van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - bewoning". Die aanduiding brengt met zich dat een groot aantal bestaande recreatiewoningen ook permanent mag worden bewoond door een huishouden of een niet-huishouden met een maximum van vier personen. Het park beslaat ruim 28 ha, waarvan ongeveer 5 ha vennen.

Het park heeft 480 bouwpercelen voor recreatiewoningen, waarvan er een beperkt aantal uitsluitend recreatief in gebruik is. Aan 420 bouwpercelen is de aanduiding "specifieke vorm van wonen - bewoning" toegekend, omdat de hier aanwezige recreatiewoningen tijdens de door de raad gehanteerde peilperiode duurzaam in gebruik waren voor permanente bewoning, de bewoners en VEP in dit verband met de gemeente overeenkomsten hebben gesloten en gezamenlijk een bedrag hebben betaald om onder meer te voorzien in een nieuwe verbrede ontsluiting en de aanleg van 2,5 ha natuur aan de noordwestzijde van het park.

Het voorheen geldende bestemmingsplan "Recreatiecentrum Patersven" uit 1997 stond permanente bewoning van de maximaal 500 toegestane recreatiewoningen niet toe. Tegen de illegale permanente bewoning van een groot aantal recreatiewoningen is aanvankelijk door het college van burgemeester en wethouders handhavend opgetreden, maar sinds 2004 streeft het gemeentebestuur naar legalisering van de permanente bewoning. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] hebben een groot aantal procedures gevoerd over het strijdige gebruik. In een aantal van die procedures zijn in rechte onaantastbare uitspraken gedaan, die met zich brengen dat na afloop van de in die uitspraken vastgestelde begunstigingstermijn het gebruik van recreatiewoningen anders dan voor verblijfsrecreatie moet zijn gestaakt op last van een dwangsom.

[appellant sub 1] en [appellante sub 2] wonen nabij het recreatiepark aan de [locatie 1] en [locatie 2]. De bouwvlakken van hun woningen liggen op een afstand van ongeveer 120 m, onderscheidenlijk ongeveer 85 m tot de grens van het recreatiepark. [appellante sub 2] heeft aangrenzend aan het park agrarische gronden. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] kunnen zich niet met het plan verenigen omdat zij diverse vormen van overlast ervaren van de permanente bewoning van recreatiewoningen door onder meer arbeidsmigranten.

[appellant sub 3] is de voormalige beheerder van het park en eigenaar van een deel van het zogenoemde middenterrein met de bestemming "Gemengd" en onder meer een recreatiewoning met nummer […] (hierna: woning […]), waaraan de aanduiding "specifieke vorm van wonen - bewoning" niet is toegekend. Hij kan zich in zoverre niet met het plan verenigen omdat de raad geen rekening heeft gehouden met zijn plannen voor zelfstandige bedrijfsmatige functies, zoals detailhandel en/of horeca, permanente bewoning van woning […] heeft uitgesloten en geen nieuwe

(bedrijfs-)woning heeft mogelijk gemaakt.

Enkele bewoners van het recreatiepark hebben, in de hoedanigheid van belanghebbende als bedoeld in artikel 8:26 van de Awb, er op gewezen dat zij een groot belang hebben bij het plan. Zij vrezen dat als de illegale permanente bewoning van de recreatiewoningen niet wordt gelegaliseerd, zij hun woningen zullen moeten verlaten en dat deze woningen onverkoopbaar zullen zijn. Zij vinden dat hun belangen zwaarder dienen te wegen dan de belangen van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] bij het beëindigen van de permanente bewoning van de recreatiewoningen.

De beroepen van [appellant sub 1] en [appellante sub 2]

Intrekking

4. Ter zitting hebben [appellant sub 1] en [appellante sub 2] hun beroepen over het niet tijdig vaststellen van het bestemmingsplan ingetrokken.

Goede procesorde

5. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] hebben eerst ter zitting aangevoerd dat voor het plan ten onrechte geen passende beoordeling is gemaakt. Hiervoor bestond volgens hen aanleiding vanwege een mogelijke toename van stikstofdepositie als gevolg van extra verkeer van het plan op een nabijgelegen Natura 2000-gebied.

5.1. Behoudens in geschillen waar de wet anders bepaalt, kunnen ook na afloop van de beroepstermijn en, indien die termijn is gegeven, na de termijn als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb, nieuwe gronden worden ingediend, zij het dat die mogelijkheid wordt begrensd door de goede procesorde. Voor het antwoord op de vraag of de goede procesorde zich daartegen verzet, is in het algemeen bepalend een afweging van de proceseconomie, de reden waarom de desbetreffende beroepsgrond pas in een laat stadium is aangevoerd, de mogelijkheid voor de andere partijen om adequaat op die beroepsgrond te reageren en de processuele belangen van de partijen over en weer.

De Afdeling is van oordeel dat het eerst ter zitting aanvoeren van de hiervoor genoemde nieuwe beroepsgrond in strijd is met de goede procesorde. Daarbij betrekt de Afdeling dat het voor de raad niet mogelijk was ter zitting op passende wijze te reageren. Voorts zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het voor [appellant sub 1] en [appellante sub 2] redelijkerwijs niet mogelijk was deze beroepsgrond eerder aan te voeren. Dat zij in de bijlagen bij hun beroepschriften hebben gewezen op een kaart van het waterschap Brabantse Delta over grondwaterdeelgebieden, waarop het plangebied in het kader van grondwaterhuishouding is aangemerkt als "Invloedsgebied Natura 2000" betekent niet dat [appellant sub 1] en [appellante sub 2] eerst ter zitting de mogelijke toename van stikstofdepositie op een nabijgelegen Natura 2000-gebied aan de orde mogen stellen. De Afdeling zal deze beroepsgrond dan ook wegens strijd met een goede procesorde buiten beschouwing laten.

Relativiteitsvereiste

6. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] betogen dat de beoordeling of de recreatiewoningen aan de eisen van het Bouwbesluit voor een reguliere woning voldoen of kunnen voldoen niet op een correcte wijze heeft plaatsgevonden. Hierdoor is onduidelijk of aan de constructieve eisen voor reguliere woningen kan worden voldaan en of er een brandveilige situatie zal bestaan op het park, als gevolg waarvan het plan...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
11 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 201608869/1/R3. Raad van State, 2017-06-28
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 28 Junio 2017
    ...van de in het nieuwe plan voorziene functie en die van hetgeen onder het vorige plan mogelijk was (uitspraak van 1 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1503 (Zundert)). 7.3. Onbenutte planologische mogelijkheden die in het voorgaande bestemmingsplan bij recht waren voorzien dienen in de onder 7 bedo......
  • Uitspraak Nº 201904372/1/R3. Raad van State, 2020-10-07
    • Nederland
    • 7 Octubre 2020
    ...van de in het nieuwe plan voorziene functie en die van hetgeen onder het vorige plan mogelijk was (uitspraak van 1 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1503 7.3. Onbenutte planologische mogelijkheden die in het voorgaande bestemmingsplan bij recht waren voorzien dienen in de onder 7 bedoelde vergeli......
  • Uitspraak Nº SGR 21/2033. Rechtbank Den Haag, 2022-09-08
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 8 Septiembre 2022
    ...onder 10.71 e.v. 4 Zie de onder voetnoot 1 genoemde uitspraak onder 10.64 e.v. 5 Zie de uitspraak van de Afdeling van 1 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1503. 6 Zie de uitspraak van de Afdeling van 13 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:804 onder 6.1. 7 Zie de uitspraken van de Afdeling van 15 juni 201......
  • Uitspraak Nº AWB 16/755. Rechtbank Limburg, 2017-04-14
    • Nederland
    • 14 Abril 2017
    ...betekenis is. Nieuw ruimtebeslag is, zoals eiseressen onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 1 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1503) hebben gesteld, voor het aannemen van een stedelijk ontwikkelingsproject niet vereist. Ter zitting heeft verweerder in reactie op de door eiseress......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
11 sentencias
  • Uitspraak Nº 201608869/1/R3. Raad van State, 2017-06-28
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 28 Junio 2017
    ...van de in het nieuwe plan voorziene functie en die van hetgeen onder het vorige plan mogelijk was (uitspraak van 1 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1503 (Zundert)). 7.3. Onbenutte planologische mogelijkheden die in het voorgaande bestemmingsplan bij recht waren voorzien dienen in de onder 7 bedo......
  • Uitspraak Nº 201904372/1/R3. Raad van State, 2020-10-07
    • Nederland
    • 7 Octubre 2020
    ...van de in het nieuwe plan voorziene functie en die van hetgeen onder het vorige plan mogelijk was (uitspraak van 1 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1503 7.3. Onbenutte planologische mogelijkheden die in het voorgaande bestemmingsplan bij recht waren voorzien dienen in de onder 7 bedoelde vergeli......
  • Uitspraak Nº SGR 21/2033. Rechtbank Den Haag, 2022-09-08
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 8 Septiembre 2022
    ...onder 10.71 e.v. 4 Zie de onder voetnoot 1 genoemde uitspraak onder 10.64 e.v. 5 Zie de uitspraak van de Afdeling van 1 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1503. 6 Zie de uitspraak van de Afdeling van 13 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:804 onder 6.1. 7 Zie de uitspraken van de Afdeling van 15 juni 201......
  • Uitspraak Nº AWB 16/755. Rechtbank Limburg, 2017-04-14
    • Nederland
    • 14 Abril 2017
    ...betekenis is. Nieuw ruimtebeslag is, zoals eiseressen onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 1 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1503) hebben gesteld, voor het aannemen van een stedelijk ontwikkelingsproject niet vereist. Ter zitting heeft verweerder in reactie op de door eiseress......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT