Uitspraak Nº 201504206/1/A4. Raad van State, 2016-03-16

ECLIECLI:NL:RVS:2016:737
Date16 Marzo 2016
Docket Number201504206/1/A4
CourtCouncil of State (Netherlands)

201504206/1/A4.

Datum uitspraak: 16 maart 2016

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), wonend te [woonplaats],

2. de onderlinge waarborgmaatschappij Coöperatieve Vereniging Bungalowpark De Boschberg U.A. (hierna: De Boschberg), gevestigd te Biddinghuizen, gemeente Dronten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 17 april 2015 in zaken nrs. 15/4, 15/116, 15/155 en 15/257, in het geding tussen onder meer:

[appellant sub 1],

De Boschberg,

en

het college van burgemeester en wethouders van Dronten.

Procesverloop

Bij besluit van 11 november 2014 heeft het college van burgemeester en wethouders aan Walibi Holland B.V. en Walibi Holland Vakantiepark B.V. (hierna: Walibi) vergunning verleend voor het in werking hebben van het attractiepark 'Walibi Holland', gelegen aan de Spijkweg 30 te Biddinghuizen (hierna: de inrichting).

Bij uitspraak van 17 april 2015 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het door [appellant sub 1] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard en het door De Boschberg daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1] en De Boschberg hoger beroep ingesteld.

Het college van burgemeester en wethouders heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 1] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 oktober 2015, waar zijn verschenen:

[appellant sub 1], bijgestaan door ing. E. Roelofsen, De Boschberg, vertegenwoordigd door A.H. Hofman, bijgestaan door Roelofsen voornoemd en R.P.C. Arensman, het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. C.A.I. Erinfeld en ir. G. Tekeli, beiden werkzaam bij de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek, het college van gedeputeerde staten van Flevoland, vertegenwoordigd door N.P.I. Bolt, en Walibi, vertegenwoordigd door M. van Till, bijgestaan door mr. D.H. Nas, advocaat te Nijmegen, en L. Lemmers.

Overwegingen

Inleiding

1. De in deze uitspraak genoemde uitspraken van de Afdeling zijn te raadplegen op de website van de Raad van State, www.raadvanstate.nl.

2. De inrichting bestaat uit een attractiepark, een evenemententerrein en een vakantiepark. Bij het besluit van 11 november 2014 is voor het veranderen van de inrichting een de gehele inrichting omvattende milieuomgevingsvergunning verleend, als bedoeld in de artikelen 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, en 2.6, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo). Bij dat besluit is tevens vergunning verleend voor het realiseren van een project of het verrichten van andere handelingen, als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, in samenhang met artikel 47b, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998. Daartoe is door het college van gedeputeerde staten van Flevoland op 14 februari 2012 een verklaring van geen bedenkingen afgegeven, als bedoeld in artikel 47b, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998.

[appellant sub 1] woont op ongeveer 5 km van de inrichting. De Boschberg komt op voor de eigenaren van de recreatiewoningen in het bungalowpark "De Boschberg", dat op ongeveer 1 km van de inrichting ligt. [appellant sub 1] en De Boschberg stellen dat ter plaatse van hun (recreatie)woningen geluidhinder wordt ondervonden. De Boschberg is daarnaast bevreesd voor aantasting van natuurwaarden vanwege het afsteken van vuurwerk.

Het hoger beroep van De Boschberg

Toetsingskader

3. Zoals onder 2 is overwogen behelst het besluit van 11 november 2014 een milieuomgevingsvergunning voor het veranderen van een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo en een vergunning voor het realiseren van een project of het verrichten van andere handelingen, als bedoeld in artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998.

4. Ingevolge artikel 2.14, derde lid, van de Wabo kan een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder e, slechts in het belang van de bescherming van het milieu worden geweigerd.

Ingevolge artikel 2.22, tweede lid, gelezen in samenhang met artikel 2.14, derde lid, worden aan de vergunning de voorschriften verbonden die nodig zijn met het oog op het belang van de bescherming van het milieu.

5. Ingevolge artikel 47b, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 wordt een omgevingsvergunning die betrekking heeft op handelingen als bedoeld in artikel 47, eerste lid, niet verleend dan nadat het bestuursorgaan dat ten aanzien van de betrokken handelingen bevoegd is te beslissen op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, heeft verklaard dat het daartegen geen bedenkingen heeft.

Ingevolge artikel 19d, eerste lid, is het verboden zonder vergunning van gedeputeerde staten projecten of andere handelingen te realiseren onderscheidenlijk te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstelling, met uitzondering van de doelstellingen, bedoeld in artikel 10a, derde lid, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten.

Ingevolge artikel 19e houden gedeputeerde staten bij het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, rekening

a. met de gevolgen die een project of andere handeling, waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, met uitzondering van de doelstellingen, bedoeld in artikel 10a, derde lid, kan hebben voor een Natura 2000-gebied;

b. met een op grond van artikel 19a of artikel 19b vastgesteld beheerplan, en

c. vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, alsmede regionale en lokale bijzonderheden.

Aantasting natuurwaarden

6. De Boschberg betoogt dat geen vergunning had mogen worden verleend voor het afsteken van vuurwerk vanwege de ligging van de inrichting in de nabijheid van het Natura-2000 gebied 'Veluwerandmeren' en in een gebied dat is aangewezen als ecologische hoofdstructuur (hierna: EHS). De rechtbank gaat er volgens haar ten onrechte van uit dat het afsteken van vuurwerk is beperkt tot ongeveer 17 maal per jaar, gedurende ongeveer vijf minuten. Verder wijst De Boschberg op het rapport "Vuurwerk & Vogels" van Alterra van 2008, waaruit blijkt dat door een onverwachte knal en/of lichtflits vogels kunnen worden opgeschrikt.

6.1. Ingevolge artikel 2.10.2 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening worden in een provinciale verordening de gebieden aangewezen die de EHS vormen.

Ingevolge artikel 2.10.3, eerste lid, worden bij provinciale verordening de wezenlijke kenmerken en waarden van die gebieden aangewezen.

Ingevolge het tweede lid, worden bij provinciale verordening in het belang van de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden regels gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen voor het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.

6.2. De inrichting is gelegen in een gebied dat is aangewezen als EHS. De bescherming van de EHS wordt gewaarborgd in het Besluit algemene bepalingen ruimtelijke ordening en een provinciale verordening als bedoeld in artikel 4 van de Wet ruimtelijke ordening. De aanwijzing van een gebied als EHS is een planologisch instrument dat doorwerkt in bestemmingsplannen en bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het van het bestemmingsplan afwijkend gebruik. Verder strekt het vergunningenstelsel van de Natuurbeschermingswet 1998 niet tot de bescherming van natuurwaarden in EHS-gebieden.

Gelet op het vorenstaande behoefde bij het verlenen van de milieuomgevingsvergunning en de vergunning als bedoeld in artikel 19d van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
115 temas prácticos
  • Uitspraak Nº AK_ZWO_16_1921. Rechtbank Overijssel, 2016-12-07
    • Nederland
    • Rechtbank Overijssel (Neederland)
    • 7 Diciembre 2016
    ...Aanvankelijk was daarbij niet van belang in welke mate milieugevolgen kunnen worden ondervonden. In de uitspraak van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:737, heeft de Afdeling deze jurisprudentie aangescherpt. In deze uitspraak oordeelde de Afdeling dat voor de belanghebbendheid bij een milieuo......
  • Uitspraak Nº AWB - 17 _ 3751. Rechtbank Den Haag, 2018-04-26
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 26 Abril 2018
    ...3.1 Zoals door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) is overwogen in haar uitspraak van 16 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:737) moet, wil er sprake zijn van belanghebbendheid, als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, aannemelijk zijn dat ter plaatse van de......
  • Uitspraak Nº Awb 19/2453. Rechtbank Overijssel, 2020-09-03
    • Nederland
    • Rechtbank Overijssel (Neederland)
    • 3 Septiembre 2020
    ...die een besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Daarbij hanteert de Afdeling (uitspraak van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:737) het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen......
  • Uitspraak Nº 201908898/1/R2. Raad van State, 2020-12-16
    • Nederland
    • 16 Diciembre 2020
    ...is bij dat besluit. Het criterium "gevolgen van enige betekenis" dat is vermeld in de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:737), dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken als de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolge......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
115 sentencias
  • Uitspraak Nº AK_ZWO_16_1921. Rechtbank Overijssel, 2016-12-07
    • Nederland
    • Rechtbank Overijssel (Neederland)
    • 7 Diciembre 2016
    ...Aanvankelijk was daarbij niet van belang in welke mate milieugevolgen kunnen worden ondervonden. In de uitspraak van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:737, heeft de Afdeling deze jurisprudentie aangescherpt. In deze uitspraak oordeelde de Afdeling dat voor de belanghebbendheid bij een milieuo......
  • Uitspraak Nº AWB - 17 _ 3751. Rechtbank Den Haag, 2018-04-26
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 26 Abril 2018
    ...3.1 Zoals door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) is overwogen in haar uitspraak van 16 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:737) moet, wil er sprake zijn van belanghebbendheid, als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, aannemelijk zijn dat ter plaatse van de......
  • Uitspraak Nº Awb 19/2453. Rechtbank Overijssel, 2020-09-03
    • Nederland
    • Rechtbank Overijssel (Neederland)
    • 3 Septiembre 2020
    ...die een besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Daarbij hanteert de Afdeling (uitspraak van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:737) het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen......
  • Uitspraak Nº 201908898/1/R2. Raad van State, 2020-12-16
    • Nederland
    • 16 Diciembre 2020
    ...is bij dat besluit. Het criterium "gevolgen van enige betekenis" dat is vermeld in de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:737), dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken als de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolge......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT