Uitspraak Nº 201504446/1/V6. Raad van State, 2016-01-20

ECLIECLI:NL:RVS:2016:108
Date20 Enero 2016
Docket Number201504446/1/V6
CourtCouncil of State (Netherlands)

201504446/1/V6.

Datum uitspraak: 20 januari 2016

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], gevestigd te [plaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 april 2015 in zaak nr. 14/1386 in het geding tussen:

[appellante]

en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Procesverloop

Bij besluit van 22 januari 2013 heeft de minister [appellante] een boete opgelegd van € 360.000,00 wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: de Wav).

Bij besluit van 16 januari 2014 heeft de minister het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 21 april 2015 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 16 januari 2014 vernietigd, voor zover de boete € 360.000,00 bedraagt, het besluit van 22 januari 2013 in zoverre herroepen, de aan [appellante] opgelegde boete vastgesteld op € 349.500,00 en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het door haar vernietigde gedeelte van het besluit van 16 januari 2014. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

[appellante] heeft een nader stuk ingediend.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 november 2015, waar [appellante], vertegenwoordigd door [directeur van de bestuurder] van [appellante], en [assistent controller], bijgestaan door mr. P.J.M. Koning, advocaat te Amsterdam, en mr. J. Kastelein, werkzaam bij KPMG Meijburg & Co belastingadviseurs, alsmede de minister, vertegenwoordigd door mr. G.A.A.M. Zwagemakers, werkzaam bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: SZW), zijn verschenen.

Overwegingen

Wettelijk kader

1. De toepasselijke Europese regelgeving is in de aangevallen uitspraak weergegeven. Op dit geding is de Wav van toepassing zoals deze wet luidde tot 1 januari 2013.

Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wav is het een werkgever verboden een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning (hierna: twv).

Boeterapport

2. Het door een arbeidsinspecteur van de Inspectie SZW op ambtseed opgemaakte boeterapport van 13 augustus 2012, aangevuld bij ambtsedig opgemaakt rapport van 18 december 2012 (hierna: het boeterapport) houdt in dat, mede op basis van onderzoek van de Belastingdienst naar de arbeidsverhouding tussen [persoon], handelend onder de naam [Schoonmaakbedrijf], ten tijde van belang wonend te Hoeven en een aantal vennootschappen onder firma, waarvan de vennoten van Roemeense of Bulgaarse nationaliteit waren, nader onderzoek is ingesteld op een achttal door [appellante] in Nederland geëxploiteerde vakantieparken (hierna: de parken). Uit acht fysieke werkplekcontroles in augustus 2011 en daarop volgende administratieve onderzoeken in november 2011 en april 2012 is naar voren gekomen dat [Schoonmaakbedrijf], al dan niet via een [voorman] van Roemeense nationaliteit (hierna: vreemdeling 19), in de periode van 2010-2011, voor zover thans van belang, 44 vreemdelingen van Roemeense of Bulgaarse nationaliteit (hierna: de vreemdelingen) schoonmaakwerkzaamheden in de parken heeft laten verrichten, zonder dat daarvoor een twv was afgegeven. Voorts volgt uit het boeterapport dat het merendeel van de vreemdelingen staat of stond ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel als vennoot van een door of op aansturing van [Schoonmaakbedrijf] opgerichte vennootschap onder firma. De vreemdelingen hebben de schoonmaakwerkzaamheden voor [appellante] onder gezag van [Schoonmaakbedrijf] verricht, terwijl sommigen van hen zelfs niet wisten dat zij vennoot van een van evenbedoelde vennootschappen onder firma waren, aldus het boeterapport.

Bevoegdheid tot boeteoplegging

3. [appellante] voert in haar meest verstrekkende betoog aan dat de rechtbank heeft miskend dat de minister ten onrechte de twv-plicht voor het laten verrichten van arbeid in Nederland door een onderdaan van Roemeense of Bulgaarse nationaliteit gedurende de overgangsperiode tot 1 januari 2014 heeft gehandhaafd, omdat dit in strijd is met het beginsel van voorrang van Unieburgers op derdelanders.

3.1. De Afdeling heeft de aldus opgeworpen rechtsvraag bij uitspraak van 4 november 2015 in zaak nr. 201501899/1/V6 reeds beantwoord. In hetgeen [appellante] ter zitting naar voren heeft gebracht, ziet de Afdeling geen aanleiding terug te komen van hetgeen zij in die uitspraak heeft overwogen. Het betoog faalt.

4. [appellante] betoogt voorts dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de minister wegens bijzondere omstandigheden de verklaringen van de door de arbeidsinspecteur in augustus 2011 gehoorde vreemdelingen (hierna: de verklaringen) niet aan de boete ten grondslag had mogen leggen. Daartoe voert zij aan dat sommige vreemdelingen in hun verklaring verwijzen naar die van anderen, terwijl uit het boeterapport niet blijkt welke vragen aan hen zijn gesteld.

4.1. De minister mag, behoudens bijzondere omstandigheden, uitgaan van de juistheid van de weergave van een ten overstaan van een arbeidsinspecteur afgelegde en ondertekende verklaring.

4.2. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat de minister de verklaringen buiten beschouwing had moeten laten. Uit het boeterapport volgt dat de gehoorde vreemdelingen allen als getuigen zijn gehoord door tussenkomst van een telefonische tolk in de Roemeense of Bulgaarse taal en dat hun verklaring, nadat deze op schrift was gesteld, door tussenkomst van die tolk, aan hen is voorgelezen. Nu betrokkenen na het voorlezen in de verklaringen hebben volhard en deze hebben ondertekend, biedt hetgeen [appellante] heeft aangevoerd geen grond om te twijfelen aan de inhoud van de verklaringen. Dat niet blijkt welke vragen de arbeidsinspecteur de vreemdelingen heeft gesteld, doet er niet aan af dat zij door de ondertekening van hun verklaringen de juistheid van de weergave...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
8 temas prácticos
  • Uitspraak Nº AWB - 16 _ 758. Rechtbank Limburg, 2018-02-23
    • Nederland
    • 23 februari 2018
    ...vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 20 januari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:108). Het zwijgrecht en de cautieplicht gelden niet voor vragen die in het kader van toezicht aan betrokkene worden gesteld. Bovendien is het z......
  • Uitspraak Nº AWB - 16 _ 760. Rechtbank Limburg, 2018-02-23
    • Nederland
    • 23 februari 2018
    ...vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 20 januari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:108). Het zwijgrecht en de cautieplicht gelden niet voor vragen die in het kader van toezicht aan betrokkene worden gesteld. Bovendien is het z......
  • Uitspraak Nº 201908662/1/V6. Raad van State, 2020-10-21
    • Nederland
    • 21 oktober 2020
    ...beslist en deze gemotiveerd weerlegd, waarbij zij terecht, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 20 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:108, tot het oordeel is gekomen dat het betoog van [appellante] dat de arbeidsinspecteurs aan [vertegenwoordiger] een cautie hadden moeten geve......
  • Uitspraak Nº 201507494/1/V6. Raad van State, 2016-09-21
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 21 september 2016
    ...De rechtbank heeft terecht, onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 20 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:108) overwogen dat het zwijgrecht slechts toekomt aan de bestuurders van de rechtspersoon die de overtreding heeft begaan. Juist nu, zoals de......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
8 sentencias
  • Uitspraak Nº AWB - 16 _ 760. Rechtbank Limburg, 2018-02-23
    • Nederland
    • 23 februari 2018
    ...vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 20 januari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:108). Het zwijgrecht en de cautieplicht gelden niet voor vragen die in het kader van toezicht aan betrokkene worden gesteld. Bovendien is het z......
  • Uitspraak Nº AWB - 16 _ 758. Rechtbank Limburg, 2018-02-23
    • Nederland
    • 23 februari 2018
    ...vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 20 januari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:108). Het zwijgrecht en de cautieplicht gelden niet voor vragen die in het kader van toezicht aan betrokkene worden gesteld. Bovendien is het z......
  • Uitspraak Nº 201908662/1/V6. Raad van State, 2020-10-21
    • Nederland
    • 21 oktober 2020
    ...beslist en deze gemotiveerd weerlegd, waarbij zij terecht, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 20 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:108, tot het oordeel is gekomen dat het betoog van [appellante] dat de arbeidsinspecteurs aan [vertegenwoordiger] een cautie hadden moeten geve......
  • Uitspraak Nº 201507494/1/V6. Raad van State, 2016-09-21
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 21 september 2016
    ...De rechtbank heeft terecht, onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 20 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:108) overwogen dat het zwijgrecht slechts toekomt aan de bestuurders van de rechtspersoon die de overtreding heeft begaan. Juist nu, zoals de......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT