Uitspraak Nº 201504577/1/A3, 201507057/1/A3, 201508588/1/A3 en 201601993/1/A3. Raad van State, 2017-04-19

ECLIECLI:NL:RVS:2017:1098
Date19 Abril 2017
Docket Number201504577/1/A3, 201507057/1/A3, 201508588/1/A3 en 201601993/1/A3
CourtCouncil of State (Netherlands)

Bij deze uitspraak is een persbericht uitgebracht. 201504577/1/A3, 201507057/1/A3, 201508588/1/A3 en 201601993/1/A3.

Datum uitspraak: 19 april 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Verwijzingsuitspraak op de hoger beroepen van:

1. [appellant sub 1], wonend te Montréal (Canada),

2. [appellant sub 2], wonend te Payerne (Zwitserland),

3. [appellant sub 3], wonend te Teheran (Iran), en

4. [appellant sub 4], wonend te Payerne (Zwitserland),

appellanten,

tegen onderscheidenlijk de uitspraken van de rechtbank Den Haag van 24 april 2015 in zaak nr. 14/9924, van 16 juli 2015 in zaak nr. 15/2799, van 6 oktober 2015 in zaak nr. 15/2898 en van 4 februari 2016 in zaak nr. 15/5798, in de gedingen tussen:

[appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4]

en

de minister van Buitenlandse Zaken.

Procesverloop

Bij vier afzonderlijke besluiten van 2 mei 2014, 16 september 2014, 20 januari 2015 en 23 februari 2015 heeft de minister de aanvragen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] om een nationaal paspoort buiten behandeling gesteld.

Bij vier afzonderlijke besluiten van 16 juli 2014, 5 maart 2015, 16 maart 2015 en 26 juni 2015 heeft de minister de door [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.

Bij afzonderlijke uitspraken van onderscheidenlijk 24 april 2015, 16 juli 2015 en van 6 oktober 2015 heeft de rechtbank Den Haag de door [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 4 februari 2016 heeft de rechtbank Den Haag het door [appellant sub 4] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 26 juni 2015 vernietigd, en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven. Deze uitspraken zijn aangehecht.

Tegen deze uitspraken hebben onderscheidenlijk [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] hoger beroep ingesteld.

De minister heeft onderscheiden schriftelijke uiteenzettingen ingediend.

[appellant sub 1], [appellant sub 2] en de minister hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaken gevoegd ter zitting behandeld op 22 september 2016, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. A. van Rosmalen, [appellant sub 2] en [appellant sub 4], beiden bijgestaan door mr. E. Derksen, advocaat te Arnhem, [appellant sub 3], vertegenwoordigd door mr. A. Simicevic, advocaat te Rotterdam, en de minister, vertegenwoordigd door mr. S. van Dinter, I.S. IJserinkhuijsen, en mr. J.M. Hoogveld, zijn verschenen.

Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend en [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en de minister schriftelijk medegedeeld dat zij overweegt om het Hof van Justitie te verzoeken bij wijze van prejudiciële beslissing uitspraak te doen op een aantal vragen. Daarbij is de tekst van de overwogen vragen aan hen toegestuurd.

Bij brieven van 24 februari 2017, 8 maart 2017 en 9 maart 2017 hebben onderscheidenlijk [appellant sub 3], de minister en [appellant sub 1], hierop gereageerd.

Overwegingen

Inleiding

1. [appellant sub 1] is op [..-..-….] geboren in [plaats], Canada. Vanaf haar geboorte bezit zij zowel de Nederlandse als de Canadese nationaliteit. Op [datum] werd zij meerderjarig. [appellant sub 1] bezat een nationaal paspoort dat was afgegeven op 9 mei 2003 en geldig was tot 9 mei 2008. Op 25 april 2014 heeft zij een aanvraag om een nationaal paspoort ingediend bij het Nederlandse consulaat te Calgary, Canada.

[appellant sub 2] is op [..-..-….] geboren in Hoorn. Op 21 mei 1985 heeft zij zich in Zwitserland gevestigd. Op 7 april 1988 is zij getrouwd met [persoon], die de Zwitserse nationaliteit bezat. Als gevolg van dat huwelijk heeft [appellant sub 2] ook de Zwitserse nationaliteit verkregen. Zij bezat een nationaal paspoort dat was afgegeven op 10 juli 2000 en geldig was tot 10 juli 2005. Op 8 september 2014 heeft [appellant sub 2] een aanvraag om een nationaal paspoort ingediend bij de Nederlandse ambassade in Bern.

[appellant sub 3] is op [..-..-….] geboren in [plaats], Iran. Zij bezit door geboorte de Iraanse nationaliteit. Bij Koninklijk Besluit van 3 september 1999 heeft zij tevens het Nederlanderschap verkregen, waarna zij een dubbele nationaliteit had. Op 6 oktober 1999 is haar voor het laatst een Nederlands paspoort verstrekt, dat geldig was tot 6 oktober 2004. Op 3 december 2002 werd de Basisregistratie Personen opgeschort wegens haar emigratie. Sinds deze datum heeft [appellant sub 3] kennelijk onafgebroken hoofdverblijf gehad in Iran. Op 29 oktober 2014 heeft zij een aanvraag om een nationaal paspoort ingediend bij de Nederlandse ambassade in Teheran.

[appellant sub 4] is op [..-..-….] geboren in [plaats] in Zwitserland. Zij verkreeg door geboorte het Nederlanderschap vanwege haar bipatride moeder [appellant sub 2] (hier voornoemd), alsmede de Zwitserse nationaliteit vanwege haar Zwitserse vader [persoon]. Aan [appellant sub 4] is nimmer een Nederlands paspoort verstrekt. Wel heeft zij als minderjarige bijgeschreven gestaan in het paspoort van haar moeder dat was afgegeven op 10 juli 2000 en geldig was tot 10 juli 2005. Op [datum] is [appellant sub 4] meerderjarig geworden. Op 8 september 2014 heeft zij, tegelijkertijd met haar moeder, een aanvraag om een nationaal paspoort ingediend bij de Nederlandse ambassade in Bern.

1.1. [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] zijn allen in het bezit van een vreemde nationaliteit, dat wil zeggen: een andere nationaliteit dan de Nederlandse. Zij kunnen zich er niet mee verenigen dat de minister hun aanvragen om een nationaal paspoort buiten behandeling heeft gesteld omdat zij geen Nederlander meer zouden zijn. Volgens hen is het in de wet opgenomen rechtsgevolg dat zij van rechtswege het Nederlanderschap hebben verloren, in strijd met het recht van de Europese Unie.

Het nationale wettelijk kader

2. Artikel 9, eerste lid, van de Paspoortwet luidt: Iedere Nederlander heeft binnen de grenzen bij deze wet bepaald, recht op een nationaal paspoort, geldig voor tien jaren en voor alle landen.

Artikel 9, eerste lid, van de Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001, luidt: Voor het verkrijgen van de nodige zekerheid over het Nederlanderschap van de aanvrager wordt gebruik gemaakt van het door deze overgelegde Nederlandse reisdocument, alsmede van de door de aanvrager bij de aanvraag verstrekte gegevens.

Artikel 9, tweede lid, luidt: Indien de aanvrager niet in staat is een eerder uitgereikt Nederlands reisdocument over te leggen, worden de in de reisdocumentenadministratie opgenomen gegevens behorende bij het eerder aan betrokkene uitgereikte reisdocument, niet zijnde een nooddocument, geraadpleegd.

Artikel 9, derde lid, luidt: Berusten de in het tweede lid bedoelde gegevens bij een andere autoriteit, dan wordt deze verzocht om kosteloze verstrekking van een afschrift van de gevraagde gegevens uit de reisdocumentenadministratie. In de aanvraag wordt vermeld bij welke autoriteit de gegevens zijn opgevraagd.

Artikel 9, vierde lid, luidt: Indien onzekerheid blijft bestaan over het Nederlanderschap van de aanvrager wordt daarnaar een gericht onderzoek ingesteld. Dit onderzoek omvat zoveel mogelijk verificatie van de nationaliteit met behulp van door de aanvrager over te leggen documenten die zijn afgegeven door een bevoegde autoriteit, waaronder zijn geboorteakte, en eventuele andere bewijsstukken.

Artikel 52, eerste lid, luidt: Een aanvraag waarbij niet is voldaan aan het bepaalde in de artikelen 9 tot en met 51, wordt niet in behandeling genomen.

3. Artikel 6, eerste lid, aanhef en onder f, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: RWN), luidt: Na het afleggen van een daartoe strekkende schriftelijke verklaring verkrijgt door een bevestiging als bedoeld in het derde lid het Nederlanderschap: de meerderjarige vreemdeling die te eniger tijd het Nederlanderschap of de staat van Nederlands onderdaan-niet-Nederlander heeft bezeten en in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba tenminste één jaar toelating voor onbepaalde tijd en hoofdverblijf heeft tenzij hij het Nederlanderschap heeft verloren op grond van artikel 15, eerste lid, onder d of f.

Artikel 15, eerste lid, van de RWN luidt: Het Nederlanderschap gaat voor een meerderjarige verloren:

a. door het vrijwillig verkrijgen van een andere nationaliteit;

b. door het afleggen van een verklaring van afstand;

c. indien hij tevens een vreemde nationaliteit bezit en tijdens zijn meerderjarigheid gedurende een ononderbroken periode van tien jaar in het bezit van beide nationaliteiten zijn hoofdverblijf heeft buiten Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, en buiten de gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is, anders dan in een dienstverband met Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten dan wel met een internationaal orgaan waarin het Koninkrijk is vertegenwoordigd, of als echtgenoot van of als ongehuwde in een duurzame relatie samenlevend met een persoon in een zodanig dienstverband;

d. door intrekking door Onze Minister van het besluit waarbij het Nederlanderschap is verleend, welke kan plaatsvinden, indien de betrokkene heeft nagelaten na de totstandkoming van zijn naturalisatie al het mogelijke te doen om zijn oorspronkelijke nationaliteit te verliezen;

e. indien hij zich vrijwillig in vreemde krijgsdienst begeeft van een staat die betrokken is bij gevechtshandelingen tegen het Koninkrijk dan wel tegen een bondgenootschap waarvan het Koninkrijk lid is;

f. door intrekking door Onze Minister van het besluit waarbij de verkrijging van het Nederlanderschap is bevestigd, welke kan plaatsvinden, indien de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
16 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 18/2181. Rechtbank Oost-Brabant, 2020-02-14
    • Nederland
    • 14 februari 2020
    ...Nederlanderschap, omdat eiser hierdoor zijn burgerschap van de Unie verliest (vgl. de uitspraak van de Afdeling van 19 april 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1098). Omdat verweerder met het bestreden besluit het Unierecht ten uitvoer heeft gebracht, valt de onderhavige nationaliteitsprocedure derhalv......
  • Uitspraak Nº 202102233/1/V6 en 202102231/1/V1. Raad van State, 2022-04-13
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 13 april 2022
    ...recht, tot de bevoegdheid van elke lidstaat afzonderlijk behoort. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 19 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1098. Het is dus op zichzelf niet in strijd met het Unierecht dat de lidstaten verschillende voorwaarden voor het verlies van een nationaliteit Uit ......
  • Uitspraak Nº 201806107/1/V6. Raad van State, 2019-04-17
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 17 april 2019
    ...of deze zaak binnen de werkingssfeer van het Unierecht valt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 19 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1098) kan uit jurisprudentie van het Hof worden afgeleid dat het bepalen van de voorwaarden voor de verkrijging en het verlies van de national......
  • Uitspraak Nº 201504577/2/A3, 201507057/2/A3, 201508588/2/A3, 201601993/2/A3, 201604943/1/A3 en 201608752/1/A3. Raad van State, 2020-02-12
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 12 februari 2020
    ...Procesverloop Zaken nrs. 201504577/2/A3, 201507057/2/A3, 201508588/2/A3 en 201601993/2/A3 Bij verwijzingsuitspraak van 19 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1098 (hierna: de verwijzingsuitspraak), heeft de Afdeling het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) verzocht bij wege van ......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
16 sentencias
  • Uitspraak Nº 18/2181. Rechtbank Oost-Brabant, 2020-02-14
    • Nederland
    • 14 februari 2020
    ...Nederlanderschap, omdat eiser hierdoor zijn burgerschap van de Unie verliest (vgl. de uitspraak van de Afdeling van 19 april 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1098). Omdat verweerder met het bestreden besluit het Unierecht ten uitvoer heeft gebracht, valt de onderhavige nationaliteitsprocedure derhalv......
  • Uitspraak Nº 202102233/1/V6 en 202102231/1/V1. Raad van State, 2022-04-13
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 13 april 2022
    ...recht, tot de bevoegdheid van elke lidstaat afzonderlijk behoort. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 19 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1098. Het is dus op zichzelf niet in strijd met het Unierecht dat de lidstaten verschillende voorwaarden voor het verlies van een nationaliteit Uit ......
  • Uitspraak Nº 201806107/1/V6. Raad van State, 2019-04-17
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 17 april 2019
    ...of deze zaak binnen de werkingssfeer van het Unierecht valt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 19 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1098) kan uit jurisprudentie van het Hof worden afgeleid dat het bepalen van de voorwaarden voor de verkrijging en het verlies van de national......
  • Uitspraak Nº 201504577/2/A3, 201507057/2/A3, 201508588/2/A3, 201601993/2/A3, 201604943/1/A3 en 201608752/1/A3. Raad van State, 2020-02-12
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 12 februari 2020
    ...Procesverloop Zaken nrs. 201504577/2/A3, 201507057/2/A3, 201508588/2/A3 en 201601993/2/A3 Bij verwijzingsuitspraak van 19 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1098 (hierna: de verwijzingsuitspraak), heeft de Afdeling het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) verzocht bij wege van ......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT