Uitspraak Nº 201508030/1/A2. Raad van State, 2017-03-29

CourtCouncil of State (Netherlands)
ECLIECLI:NL:RVS:2017:828
Docket Number201508030/1/A2
Date29 Marzo 2017

201508030/1/A2.

Datum uitspraak: 29 maart 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], verblijvende te [plaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 oktober 2015 in zaak nr. 15/2288 in het geding tussen:

[appellante]

en

de Belastingdienst/Toeslagen.

Procesverloop

Bij besluiten van 22 en 30 april 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de aan [appellante] toegekende voorschotten zorgtoeslag over de berekeningsjaren 2013 en 2014 op nihil vastgesteld.

Bij besluit van 23 maart 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 13 oktober 2015 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

De Belastingdienst/Toeslagen heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 mei 2016, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. E.C. Cerezo-Weijsenfeld, advocaat te Haarlem, en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

Verblijfsprocedure

1. [appellante] is afkomstig uit Angola. Zij heeft op 18 augustus 2001 een asielaanvraag ingediend, die de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie bij besluit van 15 april 2002 heeft afgewezen. Daarbij is zij in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘alleenstaande minderjarige vreemdeling’ laatstelijk verlengd tot 18 augustus 2004. Op 20 augustus 2008 heeft zij een herhaalde asielaanvraag ingediend, die de staatssecretaris bij besluit van 31 maart 2009 heeft afgewezen. [appellante] heeft op 9 september 2012 bij de korpschef van de politieregio Gelderland-Midden aangifte gedaan van mensenhandel. De staatssecretaris heeft deze aangifte opgevat als een aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd.

2. Bij besluit van 25 september 2012 heeft de staatssecretaris die vergunning op grond van de zogenoemde B9-regeling verleend, geldig tot 19 september 2013. Bij besluit van 26 februari 2013 heeft de staatsecretaris een aanvraag van [appellante] tot het wijzigen van de aan haar verleende verblijfsvergunning afgewezen en de eerder verleende verblijfsvergunning ingetrokken met terugwerkende kracht tot 22 oktober 2012. [appellante] heeft tegen dit besluit op 27 december 2012 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 21 oktober 2013 heeft de staatssecretaris het bezwaar van [appellante] ongegrond verklaard. Het daartegen door [appellante] ingestelde beroep is door de rechtbank Den Haag, nevenzittingsplaats Rotterdam, bij uitspraak van 14 april 2015 ongegrond verklaard. De Afdeling heeft het hoger beroep bij uitspraak van de Afdeling van 29 juli 2015 ongegrond verklaard.

3. [appellante] heeft op 19 april 2013 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel ‘overgangsregeling langdurig in Nederland verblijvende kinderen’ (hierna: Kinderpardonregeling) ingediend. Bij besluit van 6 augustus 2013 heeft de staatssecretaris die aanvraag afgewezen. Bij besluit van 26 februari 2014 heeft de staatssecretaris het daartegen ingestelde bezwaar ongegrond verklaard. Het daartegen door [appellante] ingestelde beroep is bij uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 1 september 2015 ongegrond verklaard. Het hoger beroep daartegen is bij uitspraak van de Afdeling van 3 november 2015 ongegrond verklaard.

Besluitvorming van de Belastingdienst/Toeslagen

4. [appellante] heeft zorgtoeslag aangevraagd. De Belastingdienst/Toeslagen heeft bij besluit van 12 februari 2013 voor het berekeningsjaar 2013 een voorschot zorgtoeslag toegekend van € 1.060,00 en bij besluit van 27 december 2013 voor het berekeningsjaar 2014 een voorschot zorgtoeslag van € 865,00.

5. De Belastingdienst/Toeslagen heeft op 11 maart 2014 via de Basisregistratie Personen (BRP) de melding ontvangen dat [appellante] geen verblijfstitel meer heeft en dat code 98 in de BRP is geregistreerd. Bij besluiten van 22 april en 30 april 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de eerder bij besluiten van 12 februari en 27 december 2013 toegekende voorschotten zorgtoeslag op nihil vastgesteld.

Uitspraak van de rechtbank

6. De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat met de intrekking van de eerder verleende vergunning met terugwerkende kracht vaststaat dat [appellante] vanaf 22 oktober 2012 in Nederland geen rechtmatig verblijf meer heeft. Die terugwerkende kracht doet zijn werking ook gevoelen in het bezwaar dat [appellante] tegen het besluit van 26 februari 2013 heeft gemaakt. Volgens de rechtbank kan uit artikel 9, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) niet worden afgeleid dat dit ook is bedoeld om bescherming te bieden bij een intrekking van een verblijfsvergunning met terugwerkende kracht. Dat artikel heeft volgens de rechtbank alleen betrekking op de situatie dat een verblijfsrecht is geëindigd en aansluitend wordt geprocedeerd over een vergunning voor voortgezet verblijf.

7. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat uit het verweerschrift blijkt dat de Belastingdienst/Toeslagen alle relevante omstandigheden heeft betrokken bij de beoordeling of bijzondere omstandigheden ertoe nopen om van artikel 9, eerste lid, van de Awir af te wijken. De omstandigheden die [appellante] naar voren heeft gebracht, zijn volgens de rechtbank niet zo bijzonder dat deze moeten leiden tot het buiten toepassing laten van artikel 9, eerste lid, van de Awir.

Hoger beroep van [appellante]

8. [appellante] kan zich niet vinden in het oordeel van de rechtbank en brengt de volgende gronden tegen de uitspraak in.

9. In de eerste plaats heeft de rechtbank volgens [appellante] artikel 9, eerste lid, van de Awir verkeerd uitgelegd. De strekking van dat artikel is, zo betoogt [appellante], dat vreemdelingen die rechtmatig verblijf hebben gehad in Nederland lopende de procedures over hun voortgezette verblijfsrecht aanspraak behouden op dezelfde voorzieningen. Een andere lezing, waarvoor [appellante] geen steun vindt in de wetsgeschiedenis, leidt ertoe dat rechtsbescherming geen nuttig effect heeft en voorzieningen op eigen risico worden ontvangen.

10. In de tweede plaats betoogt [appellante] dat de door de rechtbank gegeven uitleg van artikel 9, eerste lid, van de Awir niet verenigbaar is met het Unierecht. [appellante] voert in dit verband aan dat in de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof van Justitie) is uitgemaakt dat er aanspraak op voorzieningen blijft bestaan lopende de procedures over het verblijfsrecht. Steun voor dit standpunt vindt zij in de arresten van het Hof van Justitie van 18 december 2014, Moussa Abdida, ECLI:EU:C:2014:2435, punt 57, en 24 juni 2015, H.T., ECLI:EU:C:2015:413, punt 98. Uit deze jurisprudentie leidt [appellante] af dat, nu eerst in 2015 is beslist op haar hoger beroepen inzake haar verblijfsrecht, zij over de berekeningsjaren 2013 en 2014 recht heeft op zorgtoeslag.

11. Tenslotte voert [appellante] aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geconcludeerd dat de Belastingdienst/Toeslagen de door haar aangevoerde bijzondere omstandigheden in zijn afweging heeft betrokken doch daarin geen aanleiding heeft hoeven zien artikel 9, eerste lid, van de Awir buiten toepassing te laten. [appellante] wijst erop dat de Belastingdienst/Toeslagen in het besluit van 23 maart 2015 niet op de door haar naar voren gebrachte omstandigheden is ingegaan en het verweerschrift dit motiveringsgebrek niet heeft hersteld. Voorts is de weigering van voortzetting van de zorgtoeslag in strijd met artikel 14 en 8 van Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM), aldus [appellante].

Wettelijk kader

12. De wetsartikelen die in deze zaak van belang zijn, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling

Rechtmatig verblijf voorafgaand aan procedureel rechtmatig verblijf

13. De Belastingdienst/Toeslagen mag zich voor de beantwoording van de vraag of er rechtmatig verblijf is in beginsel baseren op de verblijfstitelcodes die door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) zijn vastgesteld, omdat de IND namens de staatssecretaris de aangewezen instantie is om te beoordelen of een vreemdeling rechtmatig in Nederland verblijft (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 1 juli 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BJ1093).

Volgens de door de IND aan de Belastingdienst/Toeslagen verstrekte gegevens had [appellante] van 19 september 2012 tot 20 (lees:22) oktober 2012 code 21, van 20 (lees: 22) oktober 2012 tot 27 december 2012 code 98, van 27 december 2012 tot 26 februari 2014 code 33 en vanaf 26 februari 2014 code 98. Code 21 betekent dat een vreemdeling over een geldige verblijfstitel beschikt, dat wil zeggen een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) heeft. Code 98 betekent dat een vreemdeling niet (meer) over een verblijfstitel beschikt, dat wil zeggen geen rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8 van de Vw 2000 (meer) heeft. Code 33 betekent dat een vreemdeling rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, aanhef en onder g of h, van de Vw 2000.

13.1. De intrekking met terugwerkende kracht van de aan [appellante] verleende verblijfsvergunning heeft tot gevolg dat het rechtmatig verblijf dat [appellante] tot 19 september 2013 op grond van die vergunning had als bedoeld in artikel 8, onder a, van de Vw 2000 met ingang van 22 oktober 2012 is komen te vervallen.

Een besluit tot intrekking van een verblijfsvergunning regulier danwel tot afwijzing van een aanvraag om verlening van een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
8 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 201900626/1/A2. Raad van State, 2020-01-15
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 15 januari 2020
    ...van 6 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:929. Verder voert zij, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 29 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:828, aan dat de Belastingdienst/Toeslagen artikel 9, eerste lid, van de Awir verkeerd heeft uitgelegd. De strekking van dat artikel is dat vreemde......
  • Uitspraak Nº 201702503/1/A2. Raad van State, 2018-09-05
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 5 september 2018
    ...artikel 9, eerste lid, van de Awir geacht moet worden van toepassing te zijn heeft de Afdeling in de uitspraak van 29 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:828) op niet uitputtende wijze een aantal elementen opgesomd. 5.2. Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de periode vanaf 22 me......
  • Uitspraak Nº 201708205/1/A2. Raad van State, 2018-08-01
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 1 augustus 2018
    ...geval van 8 april 2015 tot 3 juni 2015. In dit kader heeft de rechtbank verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 29 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:828 (hierna: de uitspraak van 29 maart 2017). De rechtbank heeft het besluit van 13 februari 2017 vernietigd en de Belastingdienst/Toeslagen......
  • Uitspraak Nº 201709258/1/A2. Raad van State, 2018-09-05
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 5 september 2018
    ...dat beroep en hoger beroep automatisch schorsende werking heeft, heeft de Afdeling eerder overwogen (uitspraak van 29 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:828) dat de Terugkeerrichtlijn noch de jurisprudentie van het Hof van Justitie daartoe noopt. Alleen indien een afzonderlijke aanvraag om verlen......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
8 sentencias
  • Uitspraak Nº 201900626/1/A2. Raad van State, 2020-01-15
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 15 januari 2020
    ...van 6 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:929. Verder voert zij, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 29 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:828, aan dat de Belastingdienst/Toeslagen artikel 9, eerste lid, van de Awir verkeerd heeft uitgelegd. De strekking van dat artikel is dat vreemde......
  • Uitspraak Nº 201702503/1/A2. Raad van State, 2018-09-05
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 5 september 2018
    ...artikel 9, eerste lid, van de Awir geacht moet worden van toepassing te zijn heeft de Afdeling in de uitspraak van 29 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:828) op niet uitputtende wijze een aantal elementen opgesomd. 5.2. Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de periode vanaf 22 me......
  • Uitspraak Nº 201708205/1/A2. Raad van State, 2018-08-01
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 1 augustus 2018
    ...geval van 8 april 2015 tot 3 juni 2015. In dit kader heeft de rechtbank verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 29 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:828 (hierna: de uitspraak van 29 maart 2017). De rechtbank heeft het besluit van 13 februari 2017 vernietigd en de Belastingdienst/Toeslagen......
  • Uitspraak Nº 201709258/1/A2. Raad van State, 2018-09-05
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 5 september 2018
    ...dat beroep en hoger beroep automatisch schorsende werking heeft, heeft de Afdeling eerder overwogen (uitspraak van 29 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:828) dat de Terugkeerrichtlijn noch de jurisprudentie van het Hof van Justitie daartoe noopt. Alleen indien een afzonderlijke aanvraag om verlen......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT