Uitspraak Nº 201508668/1/A2. Raad van State, 2017-03-29

ECLIECLI:NL:RVS:2017:858
Docket Number201508668/1/A2
Date29 Marzo 2017
CourtCouncil of State (Netherlands)

201508668/1/A2.

Datum uitspraak: 29 maart 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Verwijzingsuitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], verblijvend te [plaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 oktober 2015 in zaak nr. 14/6464 in het geding tussen:

[appellant]

en

de Belastingdienst/Toeslagen.

Procesverloop

Bij besluit van 28 maart 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de aan [appellant] toegekende huur- en zorgtoeslag over het berekeningsjaar 2012 definitief op nihil vastgesteld.

Bij besluit van 30 augustus 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 27 oktober 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

De Belastingdienst/Toeslagen heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 mei 2016, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. E.C. Cerezo-Weijsenfeld, advocaat te Haarlem, en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, zijn verschenen.

Bij brieven van 23 februari 2017 heeft de Afdeling partijen medegedeeld dat het onderzoek met toepassing van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) is heropend. Daarbij is medegedeeld dat de Afdeling voornemens is het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof van Justitie) te verzoeken bij wijze van prejudiciële beslissing uitspraak te doen op de in deze zaak voor te leggen vragen. Aan partijen zijn de vragen in concept voorgelegd.

Bij brieven van 14 maart 2017 hebben [appellant] onderscheidenlijk de Belastingdienst/Toeslagen hierop gereageerd.

Overwegingen

Inleiding

1. In deze verwijzingsuitspraak is de vraag aan de orde of Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB 2008 L 348) en Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus (PB 2005 L 326), gelezen in samenhang met onder meer artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest), zo moeten worden uitgelegd dat het rechtsmiddel van hoger beroep tegen een besluit waarin een terugkeerbesluit is vervat, of tegen de afwijzing van een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel automatisch schorsende werking moet hebben, in de zin dat een vreemdeling niet wordt uitgezet totdat de termijn voor het instellen van hoger beroep is verstreken of, indien hoger beroep is ingesteld, op het hoger beroep is beslist.

1.1. Deze vraag is gerezen in het kader van een procedure over de berekening van tegemoetkomingen in de zorgkosten en huurkosten aan een vreemdeling ten aanzien van wie een terugkeerbesluit is genomen en wiens verblijfsvergunning asiel is ingetrokken. Bij die intrekking is tevens kenbaar gemaakt om welke reden hij niet wordt erkend als vluchteling of in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming. Indien het instellen van hoger beroep tegen dit intrekkingsbesluit automatisch schorsende werking moet hebben, brengt het nationale systeem met zich dat gedurende de procedure van hoger beroep de vreemdeling aanspraak op de tegemoetkomingen in de zorgkosten en huurkosten blijft houden tot het moment waarop op dat hoger beroep is beslist en de intrekking van de verblijfsvergunning asiel in rechte is komen vast te staan.

1.2. De in deze zaak gestelde prejudiciële vragen zijn vergelijkbaar met de eerste twee prejudiciële vragen in zaak nr. 201609659/3/V2, die tegelijk met deze zaak naar het Hof van Justitie wordt verwezen, met dien verstande dat de tweede vraag in deze zaak is toegespitst op artikel 39 van Richtlijn 2005/85/EG. De volgende punten zijn vergelijkbaar:

1.3. Hierna volgt eerst een overzicht van de toepasselijke wet- en regelgeving. Dan volgt een beschrijving van het nationale systeem. Vervolgens worden de feiten van deze procedure, de relevante overwegingen van de aangevallen uitspraak en de gronden van het hoger beroep weergegeven. Daarna volgt de beoordeling in de nationale procedure. Tenslotte volgt het onderzoek en de motivering om tot prejudiciële verwijzing over te gaan.

Wettelijk kader

Het recht van de Europese Unie

Het Handvest

Artikel 4 ("Verbod van folteringen en van onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen") luidt:

"Niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen."

Artikel 18 ("Het recht op asiel") luidt:

"Het recht op asiel is gegarandeerd met inachtneming van de voorschriften van het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 en het Protocol van 31 januari 1967 betreffende de status van vluchtelingen, en overeenkomstig het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: „de Verdragen" genoemd)."

Artikel 19 ("Bescherming bij verwijdering, uitzetting of uitlevering"), tweede lid, luidt:

"[…]

2. Niemand mag worden verwijderd naar een staat waar een ernstig risico bestaat dat hij aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen wordt onderworpen."

Artikel 47 ("Recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht") luidt:

"Eenieder wiens door het recht van de Unie gewaarborgde rechten en vrijheden zijn geschonden, heeft recht op een doeltreffende voorziening in rechte, met inachtneming van de in dit artikel gestelde voorwaarden.

[…]"

Artikel 52 ("Reikwijdte van gewaarborgde rechten") luidt:

"[…]

3. Voorzover dit handvest rechten bevat die corresponderen met rechten die zijn gegarandeerd door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, zijn de inhoud en reikwijdte ervan dezelfde als die welke er door genoemd verdrag aan worden toegekend. Deze bepaling verhindert niet dat het recht van de Unie een ruimere bescherming biedt."

Punten 8 en 24 van de considerans luiden:

"8. Het wordt als legitiem erkend dat lidstaten onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, verplichten terug te keren, mits er billijke en efficiënte asielstelsels zijn, die het beginsel van non-refoulement volledig respecteren.

[…]

24. In deze richtlijn worden de grondrechten en de beginselen in acht genomen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend."

Artikel 1 ("Toepassingsgebied") luidt:

"In deze richtlijn worden de gemeenschappelijke normen en procedures vastgesteld die door de lidstaten moeten worden toegepast bij terugkeer van illegaal op hun grondgebied verblijvende onderdanen van derde landen, overeenkomstig de grondrechten die de algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht en het internationaal recht vormen, met inbegrip van de verplichting om vluchtelingen te beschermen en de mensenrechten te eerbiedigen."

Artikel 3 ("Definities") luidt:

"Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

[…]

4. " terugkeerbesluit": de administratieve of rechterlijke beslissing of handeling waarbij wordt vastgesteld dat het verblijf van een onderdaan van een derde land illegaal is of dit illegaal wordt verklaard en een terugkeerverplichting wordt opgelegd of vastgesteld;

[…]"

Artikel 9 ("Uitstel van verwijdering") luidt:

"1. De lidstaten stellen verwijdering uit:

a. a) in geval deze in strijd zou zijn met het beginsel van non-refoulement, of

b) voor de duur van de overeenkomstig artikel 13, lid 2, toegestane opschorting.

[…]"

Artikel 13 ("Rechtsmiddelen") luidt:

"1. Aan de betrokken onderdaan van een derde land wordt een doeltreffend rechtsmiddel van beroep of bezwaar toegekend, dat hij bij een bevoegde rechterlijke of administratieve autoriteit of bij een onpartijdig samengestelde bevoegde instantie waarvan de onafhankelijkheid is gewaarborgd, kan aanwenden tegen de in artikel 12, lid 1, bedoelde besluiten in het kader van terugkeer.

2. De in lid 1 bedoelde autoriteit of instantie is bevoegd om de in artikel 12, lid 1, bedoelde besluiten in het kader van terugkeer te herzien en kan eveneens de uitvoering ervan tijdelijk opschorten, tenzij op grond van de nationale wetgeving reeds een tijdelijke opschorting van toepassing is.

[…]"

Punten 8 en 27 van de considerans luiden :

"8. Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

[…]

27. Krachtens een fundamenteel beginsel van het Gemeenschapsrecht moet tegen beslissingen inzake een asielverzoek en inzake de intrekking van de vluchtelingenstatus een daadwerkelijk rechtsmiddel openstaan voor een rechterlijke instantie in de zin van artikel 234 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Of het om een daadwerkelijk rechtsmiddel gaat, hangt, ook wat het onderzoek van de relevante feiten betreft, af van het - als één geheel beschouwde - bestuurlijke en justitiële systeem van elke lidstaat."

Artikel 2 ("Definities") luidt:

"[…]

b. "asielverzoek": een door een onderdaan van een derde land of een staatloze ingediend verzoek dat kan worden opgevat als een verzoek om verlening van internationale bescherming door een lidstaat op grond van het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
3 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 201705530/1/A2. Raad van State, 2018-05-09
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 9 mei 2018
    ...aldus [appellant sub 1]. Ter onderbouwing van zijn betoog wijst [appellant sub 1] op de uitspraken van de Afdeling van 29 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:858) en 13 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:969). 5.1. De Afdeling volgt [appellant sub 1] niet in zijn betoog dat [persoon] op het moment dat z......
  • Uitspraak Nº 201508668/2/A2. Raad van State, 2019-02-20
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 20 februari 2019
    ...14/6464 in het geding tussen: [appellant] en de Belastingdienst/Toeslagen. Procesverloop Bij verwijzingsuitspraak van 29 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:858, heeft de Afdeling het Hof van Justitie verzocht bij wege van prejudiciële beslissing uitspraak te doen op de gestelde vragen over de uit......
  • Uitspraak Nº 17-3149 PW. Centrale Raad van Beroep, 2019-03-05
    • Nederland
    • Centrale Raad van Beroep (Nederland)
    • 5 maart 2019
    ...artikel 8, aanhef en onder h, van de Vw 2000. Voor deze uitleg wordt steun gevonden in de uitspraak van de Afdeling van 29 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:858, rechtsoverweging 8, en haar in 4.8.5 nog te noemen uitspraak, waaruit volgt dat artikel 8, onder h, van de Vw 2000 ook ziet op beroep ......
3 sentencias
  • Uitspraak Nº 201705530/1/A2. Raad van State, 2018-05-09
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 9 mei 2018
    ...aldus [appellant sub 1]. Ter onderbouwing van zijn betoog wijst [appellant sub 1] op de uitspraken van de Afdeling van 29 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:858) en 13 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:969). 5.1. De Afdeling volgt [appellant sub 1] niet in zijn betoog dat [persoon] op het moment dat z......
  • Uitspraak Nº 201508668/2/A2. Raad van State, 2019-02-20
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 20 februari 2019
    ...14/6464 in het geding tussen: [appellant] en de Belastingdienst/Toeslagen. Procesverloop Bij verwijzingsuitspraak van 29 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:858, heeft de Afdeling het Hof van Justitie verzocht bij wege van prejudiciële beslissing uitspraak te doen op de gestelde vragen over de uit......
  • Uitspraak Nº 17-3149 PW. Centrale Raad van Beroep, 2019-03-05
    • Nederland
    • Centrale Raad van Beroep (Nederland)
    • 5 maart 2019
    ...artikel 8, aanhef en onder h, van de Vw 2000. Voor deze uitleg wordt steun gevonden in de uitspraak van de Afdeling van 29 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:858, rechtsoverweging 8, en haar in 4.8.5 nog te noemen uitspraak, waaruit volgt dat artikel 8, onder h, van de Vw 2000 ook ziet op beroep ......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT