Uitspraak Nº 201509138/1/A3. Raad van State, 2017-04-05

ECLIECLI:NL:RVS:2017:947
Docket Number201509138/1/A3
Date05 Abril 2017
CourtCouncil of State (Netherlands)

201509138/1/A3.

Datum uitspraak: 5 april 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats],

en

de burgemeester van Delft,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 november 2013 heeft de burgemeester de aan [belanghebbende] verleende exploitatievergunning voor [bedrijf] ingetrokken. Daarbij heeft de burgemeester meegedeeld dat de verkoop van softdrugs niet langer wordt gedoogd.

Bij besluit van 4 maart 2014 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 30 juli 2014 in zaak nr. 14/3133 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Bij uitspraak van 26 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2721, heeft de Afdeling het hoger beroep van [appellant] gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 30 juli 2014 in zaak nr. 14/3133 vernietigd, het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van de burgemeester van 4 maart 2014 vernietigd en bepaald dat tegen het door de burgemeester te nemen nieuwe besluit op het bezwaar van [appellant] slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld.

[appellant] heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de burgemeester.

Bij besluit van 25 februari 2016 heeft de burgemeester het bezwaar van [appellant] deels gegrond en deels ongegrond verklaard.

Bij besluit van 21 maart 2016 heeft de burgemeester een dwangsombeschikking genomen.

[appellant] heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 25 februari 2016.

De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 februari 2017, waar [appellant], bijgestaan door mr. R. Ridder, advocaat te Amsterdam, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. R.W. Veldhuis, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.

Overwegingen

Wet- en regelgeving

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

Inleiding

2. Op 10 augustus 2005 is voor de exploitatie van [bedrijf] een exploitatievergunning verleend aan [belanghebbende] aan de [locatie] te Delft. De vergunning is op naam gesteld van beide vennoten, te weten [appellant] en [persoon].

Uitspraak Afdeling

3. De Afdeling heeft in de uitspraak van 26 augustus 2015 overwogen dat de burgemeester zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat gelet op het bibob-advies ernstig gevaar bestaat als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet bibob). Hierbij is van belang dat aan [persoon] tweemaal een ontnemingsmaatregel is opgelegd en dat hij de daarin genoemde bedragen heeft voldaan. Dat aan [persoon] minder is ontnomen dan hij heeft verkregen heeft de burgemeester niet aannemelijk gemaakt. De burgemeester heeft zich derhalve niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat aannemelijk is dat [persoon] nog beschikt over wederrechtelijk verkregen voordeel.

De burgemeester heeft zich voorts niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat gelet op het bibob-advies ernstig gevaar bestaat als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet bibob, nu daaraan louter feiten en omstandigheden die [persoon] betreffen ten grondslag zijn gelegd. Van belang is dat [appellant] de arbeidsovereenkomst met [persoon] direct na het besluit in primo heeft beëindigd en dat hij er verder alles aan heeft gedaan om [persoon] niet langer te betrekken bij de exploitatie van de coffeeshop. In verband met het uitsterfbeleid van de gemeente was het echter niet mogelijk om de exploitatievergunning alleen op naam van [appellant] te zetten. De burgemeester heeft dit bevestigd en ter zitting te kennen gegeven dat het voor [appellant] onmogelijk is de exploitatie van de coffeeshop zonder [persoon] voort te zetten. Voor [appellant] bestond derhalve geen mogelijkheid het zakelijk samenwerkingsverband met [persoon] te verbreken en tegelijkertijd de exploitatie van de coffeeshop voort te zetten. Onder deze omstandigheden kon de burgemeester het zakelijk samenwerkingsverband tussen [appellant] en [persoon] niet in redelijkheid aan [appellant] tegenwerpen.

Ingebrekestelling

4. Op 20 november 2015 heeft [appellant] de burgemeester een ingebrekestelling gestuurd wegens het niet tijdig nemen van een nieuw besluit na de uitspraak van de Afdeling van 26 augustus 2015. [appellant] heeft vervolgens op 16 december 2015 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

Besluitvorming

5. Bij het besluit van 25 februari 2016...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT