Uitspraak Nº 201605956/1/A3. Raad van State, 2017-03-29

ECLIECLI:NL:RVS:2017:870
Docket Number201605956/1/A3
Date29 Marzo 2017
CourtCouncil of State (Netherlands)

201605956/1/A3.

Datum uitspraak: 29 maart 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], gevestigd te [plaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 juni 2016 in zaak nr. 15/7129 in het geding tussen:

[appellante]

en

de minister van Infrastructuur en Milieu.

Procesverloop

Bij besluit van 22 mei 2015 heeft de minister aan [appellante] een bestuurlijke boete opgelegd van € 500,00, omdat zij als werkgever heeft nagelaten om tijdens de vaart voortdurend de minimum bemanning aan boord van een vaartuig te hebben.

Bij besluit van 5 oktober 2015 heeft de minister het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 27 juni 2016 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellante] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 februari 2017, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. M.J. van Dam, advocaat te Capelle aan den IJssel, en de minister, vertegenwoordigd door mr. K. Ulmer, M.J. Meijer en Th.A.A. Bijkersma, zijn verschenen.

Overwegingen

1. De relevante bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), het Wetboek van Strafrecht, de Binnenvaartwet, de Binnenvaartregeling, het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn (hierna: Rsp) en het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 (hierna: RosR 1995) zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.

Inleiding

2. Op 21 maart 2015 hebben toezichthouders van Rijkswaterstaat aan boord van een hecht samenstel, bestaande uit [duwboot] en duwbakken [duwbak A] en [duwbak B] (hierna samen: het vaartuig), onderzoek verricht naar naleving van bepalingen, gesteld bij en krachtens de Binnenvaartwet. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden op het Julianakanaal ter hoogte van Maasbracht, gemeente Maasgouw. Naar aanleiding daarvan hebben de toezichthouders op 16 april 2015 op ambtseed en ambtsbelofte een boeterapport opgemaakt. Het boeterapport vermeldt dat de duwboot aan standaarduitrusting S2 voldoet, dat het vaartuig ongeveer 179 m lang is en dat daarmee ten tijde van belang in exploitatiewijze A1 werd gevaren. Ingevolge artikel 5.6, vierde lid, van de Binnenvaartregeling, gelezen in samenhang met bijlage 5.1, moet de bemanning aan boord van het vaartuig bij exploitatiewijze A1 minimaal bestaan uit één schipper, één stuurman en twee lichtmatrozen, waarbij één lichtmatroos door een deksman mag worden vervangen. Gezien de overgelegde bewijzen van bekwaamheid bestond de bemanning aan boord van het vaartuig uit schipper, tevens [gezagvoerder], [stuurman] en [deksman]. Uit de Rijnvaartverklaring blijkt dat [appellante] de exploitant is, hetgeen wordt bevestigd door een uittreksel over de duwboot uit het Kadaster en een uittreksel over [appellante] uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Gezien de bevindingen heeft de werkgever nagelaten om tijdens de vaart voortdurend de minimumbemanning aan boord van het vaartuig te hebben, aldus het boeterapport. Blijkens een op 19 augustus 2015 op ambtseed opgemaakt aanvullend boeterapport heeft een van beide toezichthouders op 21 maart 2015 aan [gezagvoerder] gevraagd wie diens werkgever is en heeft [gezagvoerder] toen verklaard dat hij in opdracht van [appellante] werkt en dat dit conform het vermelde in het voorlopig certificaat van onderzoek en de Rijnvaartverklaring is.

3. De minister heeft aan [appellante] een boete opgelegd, omdat [appellante] als werkgever in strijd met artikel 22, zevende en negende lid, van de Binnenvaartwet, gelezen in samenhang met de artikelen 5.6, vierde lid, en 5.8 van de Binnenvaartregeling en bijlage 5.1 bij de Binnenvaartregeling, heeft nagelaten om tijdens de vaart voortdurend de minimumbemanning aan boord te hebben op hechte samenstellen bij een tekort van één lichtmatroos. Het betreft hier feitcode BVW 3.3.133 O in bijlage 11.1 bij de Binnenvaartregeling. Boetebedrag € 500,00.

Hoger beroep

4. [ appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de minister haar terecht als werkgever in de zin van artikel 1 van de Binnenvaartwet en daarmee als overtreder heeft aangemerkt. [appellante] voert daartoe aan dat het aanvullend boeterapport eerst is opgesteld nadat zij te kennen heeft gegeven niet de werkgever van [gezagvoerder] te zijn. Nu een boete alleen aan een overtreder kan worden opgelegd, is het onverklaarbaar waarom de in het aanvullend boeterapport vermelde verklaring van [gezagvoerder] niet in het boeterapport is opgenomen. Verder voert [appellante] aan dat de uittreksels van het Kadaster en de Kamer van Koophandel geen informatie bevatten over de exploitatie van de duwboot en dat uit de Rijnvaartverklaring noch uit het ten behoeve van de duwboot afgegeven voorlopig certificaat van onderzoek blijkt dat [appellante] als werkgever kan worden aangemerkt. De eigendom noch de exploitatie van de duwboot is bepalend voor de vraag wie ten tijde van belang de werkgever van [gezagvoerder] was. [appellante] wijst voorts op een door hem in bezwaar overgelegde schriftelijke verklaring van [gezagvoerder] van 11 september 2015 waarin staat dat [gezagvoerder] ten zeerste betwijfelt dat hij heeft verklaard als in het aanvullend boeterapport is vermeld en voorts dat hij zijn opdrachten niet krijgt van [appellante], maar van [bedrijf]. Tevens wijst [appellante] op een brief van 27 januari 2017 waarin staat dat zij en [bedrijf] verklaren dat [gezagvoerder] niet in dienst van [appellante] is. [appellante] stelt dat [bedrijf] haar enige werknemer is.

4.1.

In beginsel moet van de juistheid en volledigheid van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend boeterapport worden uitgegaan. Dit is slechts anders indien zich bijzondere omstandigheden voordoen die nopen tot afwijking van dit uitgangspunt. Hoewel uit het aanvullend boeterapport blijkt dat het boeterapport niet volledig is geweest, is in de niet nader onderbouwde verklaring van [gezagvoerder] van 11 september 2015 geen bijzondere omstandigheid gelegen om uit te gaan van een onjuiste weergave in het aanvullend boeterapport van hetgeen [gezagvoerder] tijdens het onderzoek heeft verklaard. Gelet hierop, alsmede gelet op de omstandigheid dat de rechtbank onbestreden heeft geoordeeld dat [appellante] eigenaar en exploitant van de duwboot is, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat [gezagvoerder] ten tijde van belang onder het gezag van [appellante] arbeid op de duwboot van [appellante] heeft verricht. Met de enkele ontkenning van het bestaan van deze gezagsverhouding tussen haar en [gezagvoerder] heeft [appellante] niet aannemelijk gemaakt dat in dit geval niet zij, maar een ander als werkgever in de zin van artikel 1 van de Binnenvaartwet moet worden aangemerkt.

Het betoog faalt.

5. [appellante] betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de minister ten aanzien van het vaartuig terecht geen vrijstelling van de ingevolge artikel 5.6, vierde lid, van de Binnenvaartregeling voorgeschreven minimumbemanning heeft verleend. [appellante] voert daartoe aan dat [deksman] ten tijde van belang, gezien zijn leeftijd en zijn beroepservaring van meer dan drie jaar vaartijd, aan de ingevolge artikel 2.9, zevende lid, aanhef en onder b, sub 1, geldende bekwaamheidseisen voor een matroos voldeed. Voorts voert [appellante] aan dat de duwboot ten tijde van belang aan de inrichtingseisen voor een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
3 temas prácticos
  • Uitspraak Nº AWB- 21_262. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2022-01-31
    • Nederland
    • Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
    • 31 Enero 2022
    ...het boeterapport op ambtsbelofte is opgemaakt. Volgens vaste jurisprudentie – bijvoorbeeld de uitspraak van de AbRS van 29 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:870 – moet in beginsel van de juistheid en volledigheid van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend boeterapport worden ui......
  • Uitspraak Nº AWB- 21_3984. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2022-06-30
    • Nederland
    • Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
    • 30 Junio 2022
    ...(€) I II Categorie C Artikel 20, eerste en derde lid 1360 2720 1 ECLI:NL:RBZWB:2020:6810 2 bijvoorbeeld de uitspraak 29 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:870 3 bijvoorbeeld in de uitspraak 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:103 4 zie bijvoorbeeld de uitspraak ABRvS 5 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1......
  • Uitspraak Nº AWB- 21_903. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2022-06-17
    • Nederland
    • Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
    • 17 Junio 2022
    ...nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. 1 Bijvoorbeeld de uitspraak van de AbRS van 29 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:870 2 ECLI:NL;RVS:2020:486 3 ECLI:NL:RVS:2015:3749 ...
3 sentencias
  • Uitspraak Nº AWB- 21_262. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2022-01-31
    • Nederland
    • Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
    • 31 Enero 2022
    ...het boeterapport op ambtsbelofte is opgemaakt. Volgens vaste jurisprudentie – bijvoorbeeld de uitspraak van de AbRS van 29 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:870 – moet in beginsel van de juistheid en volledigheid van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend boeterapport worden ui......
  • Uitspraak Nº AWB- 21_3984. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2022-06-30
    • Nederland
    • Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
    • 30 Junio 2022
    ...(€) I II Categorie C Artikel 20, eerste en derde lid 1360 2720 1 ECLI:NL:RBZWB:2020:6810 2 bijvoorbeeld de uitspraak 29 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:870 3 bijvoorbeeld in de uitspraak 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:103 4 zie bijvoorbeeld de uitspraak ABRvS 5 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1......
  • Uitspraak Nº AWB- 21_903. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2022-06-17
    • Nederland
    • Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
    • 17 Junio 2022
    ...nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. 1 Bijvoorbeeld de uitspraak van de AbRS van 29 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:870 2 ECLI:NL;RVS:2020:486 3 ECLI:NL:RVS:2015:3749 ...

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT