Uitspraak Nº 201608115/1/R2. Raad van State, 2018-02-28

ECLIECLI:NL:RVS:2018:685
Date28 Febrero 2018
Docket Number201608115/1/R2
CourtCouncil of State (Netherlands)

201608115/1/R2.

Datum uitspraak: 28 februari 2018

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], [appellant sub 1C] en [appellante sub 1D], [appellant sub 1E] en [appellante sub 1F], allen wonend te [woonplaats], (hierna: [appellant sub 1A] en anderen),

2. [ appellant sub 2A] en [appellante sub 2B], beiden wonend te Bergen op Zoom, (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2A]),

3. Heidepol B.V., gevestigd te Prinsenbeek, gemeente Breda,

en

de raad van de gemeente Bergen op Zoom,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 21 juli 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitenplaats Bergen op Zoom" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1A] en anderen, [appellant sub 2A] en Heidepol beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 1A] en anderen en Heidepol hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 januari 2018, waar [appellant sub 1A] en anderen, bijgestaan door mr. E. Smits, advocaat te Rotterdam, Heidepol, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door [persoon], en de raad, vertegenwoordigd door J.M.E.M. Verpaalen, bijgestaan door P.J. Engelvaart, zijn verschenen.

Buiten bezwaar van partijen is ter zitting een nader stuk overgelegd.

Overwegingen

Inleiding

1. Het plan maakt een transformatie mogelijk van een bestaand en sinds 2008 ongebruikt kampeerterrein naar een nieuw recreatieterrein. Het plangebied heeft een oppervlakte van ongeveer 9,5 hectare.

De gronden van het plangebied waren in het voorheen geldende bestemmingsplan "Buitengebied Oost" bestemd voor "Recreatieve doeleinden", met de nadere aanduiding "Kampeerterrein". In dat plan mochten de gronden worden gebruikt voor het plaatsen van maximaal 290 stacaravans en 24 recreatiewoningen met een maximum inhoud van 175 m3 per woning. Ook waren kampeermiddelen toegestaan. Het aantal en de oppervlakte van de kampeermiddelen waren niet beperkt. In het onderhavige plan hebben de gronden de bestemming "Recreatie" en zijn ze aangewezen voor recreatief verblijf. Het plan voorziet thans op hetzelfde perceel in 105 recreatiewoningen, 95 chalets en 40 overige bouwwerken voor verblijfsrecreatie, zoals trekkershutten en stacaravans. Voor al deze verblijfsrecreatieve eenheden gelden afzonderlijke maxima aan bebouwde oppervlakten. Het totale bouwvlak mag voor ten hoogste 30% worden bebouwd.

[appellant sub 1A] en anderen wonen in de omgeving van het plangebied. Volgens hen leidt het plan tot een verslechtering van hun woon- en leefklimaat en tot aantasting van waarden in het plangebied en de omgeving. Heidepol is initiatiefneemster van de ontwikkeling en maakt bezwaar tegen enkele beperkingen in de planregels.

De relevante wettelijke bepalingen en planregels waarnaar in deze uitspraak wordt verwezen staan in de bijlage.

Ontvankelijkheid

2. Volgens de raad hebben [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], [appellant sub 1C] en [appellante sub 1D] en [appellant sub 2A] geen rechtstreeks belang bij het plan. Zij wonen, anders dan [appellant sub 1E], op grote afstand van het plangebied en hebben daarop geen rechtstreeks zicht. Het verkeerseffect van het recreatieterrein zal voor hen in vergelijking met het voorheen geldende bestemmingsplan nauwelijks merkbaar zijn. Hun belangen onderscheiden zich daarmee niet van die van anderen zodat zij niet-ontvankelijk zijn in hun beroep.

3. Ingevolge artikel 8:1, in samenhang gelezen met artikel 8:6 en artikel 2 van bijlage 2, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan.

Om als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb te kunnen worden aangemerkt moet een natuurlijk persoon een voldoende objectief bepaalbaar belang bij het besluit hebben. Het uitgangspunt is dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die een bestemmingsplan toestaat, in beginsel belanghebbende is bij de vaststelling van dat besluit. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (de uitspraak van 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271) dient het criterium "gevolgen van enige betekenis" als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt.

3.1. [

appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 1C] en [appellante sub 1D] hebben desgevraagd toegelicht en met foto’s onderbouwd dat hun woonpercelen liggen op circa 200 m en circa 400 m van het plangebied en dat zij vanaf die percelen rechtstreeks zicht hebben op de nieuwe hoofdingang van het recreatieterrein. Zij wijzen er op dat, ook volgens de raad, de toename van het verkeer als gevolg van het recreatieterrein waarneembaar zal zijn. Bovendien zal een deel van het verkeer van en naar het recreatieterrein, gezien de ligging van dit terrein nabij de rijksweg, via de Zoomvlietweg langs hun woningen rijden. Gelet op deze toelichting zullen naar het oordeel van de Afdeling [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 1C] en [appellante sub 1D], naar objectieve maatstaven gemeten, door het plan gevolgen van enige betekenis ondervinden. Daarbij is niet van belang dat in het voorheen geldende bestemmingsplan ook een recreatieve voorziening was toegestaan met een verkeersaantrekkende werking, welke voorziening overigens niet meer werd geëxploiteerd. Voor de belanghebbendheid is alleen van betekenis wat de feitelijke gevolgen zijn van het plan dat wordt bestreden.

Gelet op het voorgaande zijn [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 1C] en [appellante sub 1D] ontvankelijk.

3.2.

Het woonperceel van [appellant sub 2A] ligt op circa 310 m van het door begroeiing omgeven plangebied. Het woonperceel ligt niet aan een ontsluitingsweg naar het recreatieterrein, maar op circa 200 m afstand aan een zijweg van een ontsluitingsweg.

De Afdeling heeft geconstateerd dat [appellant sub 2A] vanaf zijn woonperceel mogelijk in de wintermaanden enig zicht heeft op het plangebied. Hij heeft echter geen rechtstreeks zicht op de hoofdingang. Het gevolg voor het uitzicht van [appellant sub 2A] is naar het oordeel van de Afdeling te beperkt om op deze grond een beïnvloeding van zijn woon- en leefklimaat van enige betekenis aanwezig te achten. Nu het woonperceel niet aan of onmiddellijk nabij een ontsluitingsweg naar het recreatieterrein ligt is ook niet aannemelijk dat [appellant sub 2A] gevolgen van enige betekenis zal ondervinden van de met het recreatieterrein verband houdende verkeersbewegingen. Ook anderszins is niet gebleken dat [appellant sub 2A] ten gevolge van het plan gevolgen van enige betekenis zal ondervinden.

De conclusie is dat [appellant sub 2A] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit en het beroep niet-ontvankelijk is.

Toetsingskader

4. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

5. [ appellant sub 1A] en anderen stellen dat het plangebied grenst aan de watergang de Zoom, die ligt in de ecologische hoofdstructuur, thans natuurnetwerk Nederland. Artikel 2.10.4 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: het Barro) bevat regels ter bescherming van het natuurnetwerk Nederland. De conclusie in de plantoelichting dat het rijksbeleid geen beperkingen stelt aan de transformatie naar een recreatieterrein is gezien het aan het plangebied grenzend natuurnetwerk Nederland onjuist, aldus [appellant sub 1A] en anderen.

5.1.

Ingevolge artikel 2.10.4, eerste lid, van het Barro worden bij provinciale verordening regels gesteld aan bestemmingsplannen die betrekking hebben op een gebied behorende tot het natuurnetwerk Nederland. De Afdeling stelt op grond van de op het plangebied van toepassing zijnde kaart, die onderdeel is van de provinciale Verordening ruimte 2014 en die ook ter zitting is overgelegd, vast dat het plangebied niet behoort tot het natuurnetwerk Nederland. Het plan heeft derhalve geen betrekking op dit natuurnetwerk. De strook grond aan de oostzijde binnen het plangebied, waaraan een recreatieve bestemming is toegekend, behoort volgens de zienswijzennota alleen tot de Ecologische Verbindingszone. Artikel 2.10.4, eerste lid, van het Barro is derhalve niet van toepassing op het plan. Het betoog faalt.

Provinciaal beleid

6. [appellant sub 1A] en anderen stellen dat het plan in strijd is met de provinciale structuurvisie 2010, partiële herziening 2014 (hierna: de provinciale structuurvisie). Volgens de provinciale structuurvisie is er geen ruimte voor grootschalige of intensieve ontwikkelingen die niet passen binnen de doelstellingen van de ecologische hoofdstructuur. Van een volgens de provinciale structuurvisie toegestane recreatieve ontwikkeling op een bestaande locatie is volgens [appellant sub 1A] en anderen in dit geval geen sprake, omdat het om een nieuwe grootschalige ontwikkeling gaat. Bovendien is de in de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
1 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 201807025/1/A3. Raad van State, 2019-05-08
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 8 mei 2019
    ...beoordeeld, niet in de bestemmingsplanprocedure. Hierbij verwijst de stichting naar de uitspraak van de Afdeling van 28 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:685. Verder betoogt de stichting dat de rechtbank ten onrechte het standpunt van het college heeft onderschreven, dat geen afbreuk wordt ge......
1 sentencias
  • Uitspraak Nº 201807025/1/A3. Raad van State, 2019-05-08
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 8 mei 2019
    ...beoordeeld, niet in de bestemmingsplanprocedure. Hierbij verwijst de stichting naar de uitspraak van de Afdeling van 28 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:685. Verder betoogt de stichting dat de rechtbank ten onrechte het standpunt van het college heeft onderschreven, dat geen afbreuk wordt ge......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT