Uitspraak Nº 201707776/1/A1. Raad van State, 2019-02-13

ECLIECLI:NL:RVS:2019:410
Date13 Febrero 2019
Docket Number201707776/1/A1
CourtCouncil of State (Netherlands)

201707776/1/A1.

Datum uitspraak: 13 februari 2019

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Heerewaarden, gemeente Maasdriel,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 augustus 2017 in zaak nrs. 17/241 en 17/245 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel.

Procesverloop

Bij besluit van 7 juli 2016 heeft het college aan [belanghebbende A] en [belanghebbende B], eigenaren en bewoners van het perceel [locatie 1] in Heerewaarden, een last onder dwangsom opgelegd om bouwwerken van hun perceel te verwijderen.

Bij besluit van 8 juli 2016 heeft het college het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen bouwwerken op het perceel [locatie 1] deels toegewezen en deels afgewezen.

Bij besluit van 2 december 2016 heeft het college de door [appellant] tegen deze besluiten gemaakte bezwaren onder aanpassing van de motivering ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 16 augustus 2017 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 2 december 2016 vernietigd voor zover het betreft de erfafscheiding, de carport/pergola, de schuur en het houthok, en bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit wat betreft de erfafscheiding en de pergola in stand blijven. De rechtbank heeft het college opgedragen om over de schuur en het houthok een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, met in achtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Het college heeft bij aanvullend besluit van 20 november 2017 opnieuw beslist op het bezwaar, voor zover dat het de schuur en het houthok betreft, en daarbij het besluit van 2 december 2016 onder aanvulling van de motivering ervan gehandhaafd.

[appellant], het college en [belanghebbende A] en [belanghebbende B] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 juli 2018, waar [appellant], bijgestaan door mr. E.T. Stevens, werkzaam bij Stichting Achmea Rechtsbijstand, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.J. Vogel, werkzaam bij Bedrijfsvoeringseenheid Bommelerwaard, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [belanghebbende A] en [belanghebbende B] (hierna samen en in enkelvoud: [belanghebbende A]) als derde-belanghebbenden gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1. [appellant] exploiteert een restaurant met terras op het perceel [locatie 2] te Heerewaarden. Hij heeft het college verzocht om handhavend op te treden tegen verschillende door hem geconstateerde overtredingen op het naastgelegen perceel [locatie 1]. Het gaat om een erfafscheiding, een schuur, een houthok en een carport/pergola. Deze bouwwerken zijn volgens [appellant] illegaal gebouwd en belemmeren volgens hem het uitzicht vanuit zijn restaurant.

Het hoger beroep van [appellant]

2. De Afdeling stelt vast dat [appellant] in hoger beroep alleen opkomt tegen het oordeel van de rechtbank over de erfafscheiding tussen de percelen [locatie 2] en 16. Deze erfafscheiding is geplaatst op de perceelgrenzen aan de achterzijde (hierna: de westelijke perceelgrens) en aan de noordzijde (bij de als parkeerplaats gebruikte strook grond op het perceel [locatie 2]; hierna: de parkeerstrook) van het perceel [locatie 1]. Bij besluit van 10 september 1991 is voor het deel van de erfafscheiding, dat zich op de westelijke perceelgrens bevindt, een vergunning verleend. Ook omdat het in dit geval, waarin het ervoor moet worden gehouden dat met de erfafscheiding is beoogd het perceel [locatie 1] af te schermen van de (horeca-)activiteiten op het perceel [locatie 2], niet logisch zou zijn dat een vergunning is aangevraagd die niet ziet op een erfafscheiding over de volle lengte van de westelijke perceelgrens, is het aannemelijk dat - anders dan [appellant] betoogt - de op de bij die vergunning behorende bouwtekening "vet" aangegeven lijn een erfafscheiding over de volle lengte van de westelijke perceelgrens betreft. Partijen zijn het erover eens dat voor zover de erfafscheiding is vergund, het college niet bevoegd is om daartegen handhavend op te treden. Voor de erfafscheiding ter plaatse van de noordelijke perceelgrens bij de parkeerstrook (hierna: de erfafscheiding) is geen vergunning verleend. In verband daarmee rijst de vraag of het college daartegen handhavend zou moeten optreden.

3. Artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) luidt:

"Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

a. het bouwen van een bouwwerk, (…)."

Artikel 2 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) luidt:

"Een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de wet is niet vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op:

(…)

12. een erf- of perceelafscheiding, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

a. niet hoger dan 1 m, of

b. niet hoger dan 2 m, en

1°. op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat,

2°. achter de voorgevelrooilijn, en

3°. op meer dan 1 m van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT