Uitspraak Nº 201708384/2/A1. Raad van State, 2019-01-30

ECLIECLI:NL:RVS:2019:245
Date30 Enero 2019
Docket Number201708384/2/A1
CourtCouncil of State (Netherlands)

201708384/2/A1.

Datum uitspraak: 30 januari 2019

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. de minister van Infrastructuur en Waterstaat,

2. [appellant sub 2] en anderen,

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 6 september 2017 in zaak nr. 16/2199 in het geding tussen:

[appellant sub 2] en anderen

en

de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu.

Procesverloop

Bij besluit van 15 maart 2013 heeft de staatssecretaris (thans: de minister) een verzoek van [appellant sub 2] en anderen om schadevergoeding afgewezen.

Tegen het uitblijven van een nieuw besluit op het daartegen door [appellant sub 2] en anderen gemaakte bezwaar, hebben [appellant sub 2] en anderen beroep ingesteld.

Bij besluit van 21 juli 2016 heeft de staatssecretaris (thans: de minister) opnieuw op het bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding van [appellant sub 2] en anderen beslist en de afwijzing van dat verzoek gehandhaafd.

Bij uitspraak van 6 september 2017 in zaak nr. 6/2199 heeft de rechtbank het door [appellant sub 2] en anderen ingestelde beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk en het beroep van rechtswege tegen het besluit van 21 juli 2016 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank. Bij de uitspraak heeft de rechtbank tevens het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld.

[appellant sub 2] en anderen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven en incidenteel hoger beroep ingesteld.

De minister heeft een zienswijze over het incidenteel hoger beroep naar voren gebracht.

Bij besluit van 18 december 2017 heeft de minister opnieuw op het door [appellant sub 2] en anderen gemaakte bezwaar beslist en het bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.

[appellant sub 2] en anderen hebben gronden tegen dit besluit aangevoerd.

[appellant sub 2] en anderen hebben verzocht om vergoeding van de door hen geleden immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.

De minister heeft nadere stukken ingediend.

[appellant sub 2] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 november 2018, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. J.P.J. Geurts, mr. A.W. Bouma en P. Turfboer, en [appellant sub 2] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], [appellant sub 2], [gemachtigde B] en [gemachtigde C] zijn verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft het beroep van [appellant sub 2] en anderen gevoegd behandeld met het beroep van de Vereniging Stop AWACS Overlast (hierna: de vereniging) tegen het besluit van 6 juli 2016 van de minister van Defensie (thans: de staatssecretaris van Defensie). In dat besluit is het verzoek van de vereniging om maatregelen te treffen die leiden tot beëindiging dan wel reductie van de geluidoverlast door AWACS-vliegtuigen in Onderbanken en Schinveld, afgewezen. De uitspraak van de rechtbank van 6 september 2017 ziet op beide beroepen. Op de hoger beroepen tegen het onderdeel van de uitspraak dat ziet op het verzoek van de vereniging tot het treffen van maatregelen (zaak nr. 16/1959) beslist de Afdeling bij uitspraak van heden in zaak nr201708384/1/A1.

Onder de minister wordt hierna ook verstaan: zijn rechtsvoorgangers.

Verzoek

3. Bij brief van 22 januari 2013 heeft de vereniging de minister namens [appellant sub 2] en anderen verzocht om een vergoeding van € 1.500,00 per persoon en voor alle gezinsleden per jaar voor de immateriële schade als gevolg van de overlast die zij hebben ondervonden en nog zullen ondervinden van de AWACS-vliegtuigen die gebruik maken van de vliegbasis Teveren-Geilenkirchen in Duitsland.

4. Het verzoek is afgewezen. De minister heeft het daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak van de Afdeling van 13 april 2016

5. Bij uitspraak van 13 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:963, heeft de Afdeling geoordeeld dat de minister het verzoek van [appellant sub 2] en anderen ten onrechte niet heeft opgevat als een verzoek om toepassing van de Regeling nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999, inmiddels de Beleidsregel nadeelcompensatie Infrastructuur en Milieu 2014 (hierna: de Beleidsregel).

6. In artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregel is het volgende bepaald:

"De minister kent degene die schade lijdt of zal lijden als gevolg van de rechtmatige uitoefening door of namens de minister van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak, op verzoek een vergoeding toe, voor zover de schade redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd."

7. Volgens de Afdeling had de minister, gelet op artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), [appellant sub 2] en anderen in de gelegenheid behoren te stellen te specificeren van welke rechtmatige uitoefening door of namens de minister van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak de gestelde schade een gevolg is. In de omstandigheden van dit geval lag het op de weg van de minister zo nodig zelf nader te onderzoeken of een rechtmatige taak- of bevoegdheidsuitoefening tot de door [appellant sub 2] en anderen gestelde overlast kan hebben geleid. De Afdeling heeft de minister opgedragen opnieuw op het door [appellant sub 2] en anderen tegen het besluit van 15 maart 2013 gemaakte bezwaar te beslissen.

Het besluit van 21 juli 2016

8. Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling heeft de minister [appellant sub 2] en anderen in de gelegenheid gesteld aan te geven welke schadeveroorzakende rechtmatige taak- of bevoegdheidsuitoefening ten grondslag ligt aan de gestelde schade. Na inventarisatie en kwalificatie van de gestelde schadeveroorzakende besluiten, handelingen en/of het nalaten handelingen te verrichten, is de minister tot de volgende opsomming gekomen van door [appellant sub 2] en anderen gestelde schadeoorzaken:

1. beslissingen tot het toelaten van AWACS-vliegtuigen in het Nederlandse luchtruim;

2. beslissingen over het voorkomen van geluidoverlast genomen in internationale overleggen;

3. beslissingen inzake geluidnormering en zonering;

4. beslissingen over isolatie van woningen;

5. beslissingen over bomenkap;

6. de vernietiging van de provinciale milieuverordening.

9. Bij besluit van 21 juli 2016 heeft de minister de verzoeken van [appellant sub 2] en anderen opnieuw afgewezen.

De minister heeft voorop gesteld dat op grond van de Beleidsregel geen aanspraak kan worden gemaakt op compensatie van nadeel veroorzaakt door onrechtmatig handelen, besluiten of handelingen van andere ministers, formele wetgeving of algemene maatregelen van bestuur.

Voor zover de gestelde schade het gevolg is van de gestelde schadeoorzaken 5 en 6, biedt de Beleidsregel geen grondslag voor vergoeding van de gestelde schade. Daarbij komt dat de Staat en de vereniging op 20 juni 2011 een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten, waarbij is overeengekomen dat de Staat € 200.000,00 aan de vereniging betaalt en partijen afzien van verdere vorderingen ter zake van de schade en kosten ten gevolge van de onrechtmatig geoordeelde besluiten. Bij uitspraak van 20 juli 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR2313 heeft de Afdeling de minister veroordeeld een schadevergoeding te betalen aan twee personen, die geen partij waren bij de vaststellingsovereenkomst.

Over de gestelde...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
1 temas prácticos
  • Uitspraak Nº NL19.6179. Rechtbank Den Haag, 2019-04-17
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 17 Abril 2019
    ...verzet te worden gehoord. 1 ECLI:NL:RVS:2019:665. 2 Zie bijvoorbeeld ABRS 19 december 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:4176), 30 januari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:245) en 28 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2018:718). 3 Zie bijvoorbeeld rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, 2 april 2019 (ECLI:NL:RBDHA:20......
1 sentencias
  • Uitspraak Nº NL19.6179. Rechtbank Den Haag, 2019-04-17
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 17 Abril 2019
    ...verzet te worden gehoord. 1 ECLI:NL:RVS:2019:665. 2 Zie bijvoorbeeld ABRS 19 december 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:4176), 30 januari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:245) en 28 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2018:718). 3 Zie bijvoorbeeld rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, 2 april 2019 (ECLI:NL:RBDHA:20......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT