Uitspraak Nº 201708847/1/A3. Raad van State, 2018-08-29

ECLIECLI:NL:RVS:2018:2845
Docket Number201708847/1/A3
Date29 Agosto 2018
CourtCouncil of State (Netherlands)

201708847/1/A3.

Datum uitspraak: 29 augustus 2018

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Amsterdam,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 september 2017 in zaak nr. 16/3687 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.

Procesverloop

Bij besluit van 6 november 2015 heeft het college op grond van artikel 59 van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2013 (hierna: de Huisvestingsverordening) [appellant] een bestuurlijke boete van €12.000,- opgelegd wegens overtreding van artikel 30, eerste lid, onder a, van de Huisvestingswet (hierna: Hvw) op het adres [locatie 1] te Amsterdam. In hetzelfde besluit heeft het college besloten tot invordering van de boete over te gaan.

Bij besluit van 20 april 2016 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 26 september 2017 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 juni 2018, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. M. Bouwman en mr. M. Slaghekke, advocaten te Amsterdam en het college, vertegenwoordigd door mr. F.M.E. Schuttenhelm, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. De in deze uitspraak aangehaalde regelgeving is in de bijlage opgenomen die deel uitmaakt van deze uitspraak.

2. De woning aan de [locatie 1] te Amsterdam is op 8 januari 2015 en 19 januari 2015 door toezichthouders bezocht. Daarbij is geconstateerd dat toeristen in de woning verbleven. Deze toeristen hebben verklaard de woning via Airbnb te hebben geboekt en de sleutel van [appellant] te hebben ontvangen. In de woning zijn geen persoonlijke spullen aangetroffen en de koelkasten waren leeg. In de woning was informatie voor de toeristen aanwezig. Op deze informatie stond [appellant] als contactpersoon vermeld met zijn telefoonnummer en e-mailadres. Ook wordt [appellant] genoemd in de beoordelingen op Airbnb als degene die de woning en de verhuur beheert en de sleutels overhandigt. De advertentie op Airbnb stond op naam van [persoon A]. De woning is eigendom van de Stichting Instandhouding Monumentenpand "[locatie 2]" (hierna: de stichting). [persoon B] is de bestuurder van deze stichting. Op het adres stonden sinds 14 oktober 2014 [persoon C] en [persoon D] ingeschreven in de basisregistratie personen (hierna: brp). Uit deze feiten heeft het college afgeleid dat de woning aan de woningvoorraad onttrokken is door deze voor hoteldoeleinden te gebruiken. Daarvoor heeft het college een boete van € 12.000,- opgelegd.

Hoger beroep

3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college tussen 1 juli 2015 en 1 januari 2016 bevoegd was om bij woningonttrekking een boete op te leggen. Met de inwerkingtreding van de Huisvestingswet 2014 (hierna: Hvw 2014) per 1 januari 2015 is artikel 30 van de Hvw komen te vervallen. De Huisvestingsverordening is per 1 juli 2015 gewijzigd. Artikel 1, aanhef en onder vv, van de Huisvestingsverordening, bepaalt na die wijziging dat onder wet wordt verstaan: De Huisvestingswet 2014. Het ongewijzigde artikel 59 van de Huisvestingsverordening, zoals dat luidde tussen 1 juli 2015 en 1 januari 2016, bepaalde dat het college een bestuurlijke boete kan opleggen bij overtreding van artikel 7 en 30 van de wet. Gelet op de definitie in artikel 1, aanhef en onder vv, van de Hvw 2014 is de wet in deze bepaling de Hvw 2014. Artikel 7 of artikel 30 van de Hvw 2014 bevatten geen verbod tot woningonttrekking. Dat verbod staat in artikel 21 van de Hvw 2014. Artikel 59 van de Huisvestingsverordening zoals die luidde tussen 1 juli 2015 en 1 januari 2016 geeft derhalve geen bevoegdheid tot het opleggen van een boete voor de woningonttrekking. Het opleggen van de boete is daarom in strijd met het legaliteitsbeginsel, aldus [appellant].

3.1. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3475 moet onder het begrip "de wet" in artikel 59 van de Huisvestingsverordening, zoals deze gold vanaf 1 juli 2015 worden verstaan: de Hvw. Artikel 30 van die wet bevat een verbod tot woningonttrekking. Dat bij de wijziging van de Huisvestingsverordening in het niet gewijzigde artikel 59 geen verwijzing naar de Hvw is opgenomen is een kennelijke vergissing. Het college was daarom, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, bevoegd voor de overtreding van artikel 30 van de Hvw een bestuurlijke boete op te leggen. De Afdeling is eveneens met de rechtbank van oordeel dat deze uitleg van artikel 59 van de Huisvestingsverordening niet in strijd is met het legaliteitsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel. Voor 1 januari 2015 gold artikel 30 van de Hvw en bevatte artikel 59 van de Huisvestingsverordening de bevoegdheid voor het college om voor overtreding van dit artikel een bestuurlijke boete op te leggen. Die bevoegdheid is, gelet op Artikel XXIII van de Wet afschaffing plusregio’s, na 1 januari 2015 blijven bestaan. Artikel 59 van de Huisvestingsverordening is ook per 1 juli 2015 niet gewijzigd.

Overtreding

4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geconcludeerd dat de woning aan de bestemming tot bewoning is onttrokken. Hij betoogt dat op de zolderverdieping persoonlijke spullen aanwezig waren. De toezichthouders hebben de zolder niet onderzocht. Deze zolder is via een vlizotrap via een luik toegankelijk. Deze ruimte is 8 m2 groot. In deze ruimte staat een kast, is een matras aanwezig en er liggen persoonlijke spullen. [appellant] stelt dat hij in die periode de woning bewoonde en zijn persoonlijke spullen op zolder aanwezig waren. Omdat geen onderzoek op deze verdieping heeft plaatsgevonden, kan niet worden...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
2 temas prácticos
  • Uitspraak Nº ROT 21/2322. Rechtbank Rotterdam, 2022-02-02
    • Nederland
    • 2 February 2022
    ...volgt verder dat, zoals de Afdeling vaker heeft geoordeeld (bijvoorbeeld in haar uitspraken van 6 september 2017 en 29 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2845) dat medeplegen als bedoeld in artikel 5:1, tweede lid, van de Awb zich voordoet bij een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of......
  • Uitspraak Nº 201906489/1/A3. Raad van State, 2020-10-14
    • Nederland
    • 14 October 2020
    ...of medepleegt. Zoals de Afdeling vaker heeft geoordeeld (bijvoorbeeld in haar uitspraken van 6 september 2017 en 29 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2845), doet medeplegen als bedoeld in artikel 5:1, tweede lid, van de Awb zich voor bij een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of ande......
2 sentencias
  • Uitspraak Nº ROT 21/2322. Rechtbank Rotterdam, 2022-02-02
    • Nederland
    • 2 February 2022
    ...volgt verder dat, zoals de Afdeling vaker heeft geoordeeld (bijvoorbeeld in haar uitspraken van 6 september 2017 en 29 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2845) dat medeplegen als bedoeld in artikel 5:1, tweede lid, van de Awb zich voordoet bij een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of......
  • Uitspraak Nº 201906489/1/A3. Raad van State, 2020-10-14
    • Nederland
    • 14 October 2020
    ...of medepleegt. Zoals de Afdeling vaker heeft geoordeeld (bijvoorbeeld in haar uitspraken van 6 september 2017 en 29 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2845), doet medeplegen als bedoeld in artikel 5:1, tweede lid, van de Awb zich voor bij een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of ande......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT