Uitspraak Nº 201800708/1/A2. Raad van State, 2018-08-29

ECLIECLI:NL:RVS:2018:2864
Docket Number201800708/1/A2
Date29 Agosto 2018
CourtCouncil of State (Netherlands)

201800708/1/A2.

Datum uitspraak: 29 augustus 2018

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te Hengelo,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 december 2017 in zaak nr. 17/2892 in het geding tussen:

[appellante]

en

de Belastingdienst/Toeslagen.

Procesverloop

Bij besluit van 24 januari 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het verzoek van [appellante] om herziening van haar recht op kinderopvangtoeslag over het jaar 2009 afgewezen.

Bij besluit van 15 mei 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 20 december 2017 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 augustus 2018, waar [appellante], bijgestaan door [gemachtigde], en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. J.H.E. van der Meer, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. [appellante] heeft in 2009 gebruik gemaakt van gastouderopvang voor haar twee kinderen via [gastouderbureau]. Zij heeft daarvoor kinderopvangtoeslag aangevraagd. Bij besluit van 10 december 2008 heeft de Belastingdienst/Toeslagen haar voorschotten kinderopvangtoeslag toegekend ten bedrage van € 11.623,00. Bij besluit van 30 januari 2014 heeft de dienst het voorschot kinderopvangtoeslag herzien en vastgesteld op nihil, omdat bij een controle is vastgesteld dat bij de berekening van het eerder verleende voorschot rekening is gehouden met onjuiste gegevens. [appellante] heeft bij brief van 1 februari 2014 bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Bij besluit van 28 april 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen haar bezwaar ongegrond verklaard omdat zij volgens de dienst niet heeft gereageerd op een verzoek om informatie over te leggen. Bij besluit van 11 februari 2014 heeft de dienst haar recht op kinderopvangtoeslag voor het jaar 2009 definitief vastgesteld op nihil. Tegen dit besluit heeft [appellante] geen bezwaar gemaakt.

2. Bij brief van 8 januari 2016 heeft [appellante] verzocht om herziening van de besluiten van 30 januari 2014 en 11 februari 2014. De Belastingdienst/Toeslagen heeft haar verzoek bij besluit van 24 januari 2017 afgewezen omdat het is ingediend na de termijn van vijf jaar als bedoeld in artikel 5a van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Uitvoeringsregeling Awir). Na deze termijn kan de toeslag niet meer worden herzien, aldus de dienst. Bij besluit van 15 mei 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Uitspraak van de rechtbank

3. De rechtbank heeft het door [appellante] daartegen ingediende beroep ongegrond verklaard. Over het betoog van [appellante] dat artikel 21a van de Awir en artikel 5a van de Uitvoeringsregeling Awir ten tijde van het toeslagjaar 2009 nog niet in werking waren getreden, overweegt de rechtbank dat uit de totstandkomingsgeschiedenis volgt dat deze artikelen van toepassing zijn op besluiten waarvan de dagtekening ligt na 31 december 2010. Nu zowel het besluit van 24 januari 2017 als het besluit van 15 mei 2017 dateren van na die datum, is artikel 21a van de Awir in dit geval terecht door de Belastingdienst/Toeslagen toegepast.

Nu [appellante] geen bezwaar heeft ingediend tegen het besluit van 11 februari 2014 waarbij de toeslag definitief is vastgesteld op nihil, is dit besluit onherroepelijk geworden. Daarmee staat volgens de rechtbank vast dat het verzoek om herziening is gedaan na de termijn van vijf jaar na afloop van het toeslagjaar als bedoeld in artikel 5a van de Uitvoeringsregeling Awir. Over het betoog van [appellante] dat zij het besluit op bezwaar van 28 april 2014 nooit heeft ontvangen, overweegt de rechtbank dat de Belastingdienst/Toeslagen met een ter zitting overgelegde uitdraai van de verzendadministratie, aannemelijk heeft gemaakt dat het besluit is verzonden. [appellante] heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan getwijfeld moet worden aan de ontvangst van het besluit. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Belastingdienst/Toeslagen het verzoek om herziening dan ook terecht afgewezen.

Hoger beroep

Legaliteitsbeginsel

4. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
1 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 202001001/1/A3. Raad van State, 2020-11-11
    • Nederland
    • 11 Noviembre 2020
    ...naar vaste rechtspraak van de Afdeling (zie bijvoorbeeld overweging 5.4 van de uitspraak van de Afdeling van 29 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2864) terecht heeft overwogen, hanteren de hoogste bestuursrechters allen als uitgangspunt dat, ingeval van niet aangetekende verzending van een be......
1 sentencias
  • Uitspraak Nº 202001001/1/A3. Raad van State, 2020-11-11
    • Nederland
    • 11 Noviembre 2020
    ...naar vaste rechtspraak van de Afdeling (zie bijvoorbeeld overweging 5.4 van de uitspraak van de Afdeling van 29 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2864) terecht heeft overwogen, hanteren de hoogste bestuursrechters allen als uitgangspunt dat, ingeval van niet aangetekende verzending van een be......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT