Uitspraak Nº 201805289/1/R1. Raad van State, 2019-12-18

ECLIECLI:NL:RVS:2019:4349
Date18 Diciembre 2019
Docket Number201805289/1/R1
CourtCouncil of State (Netherlands)

201805289/1/R1.

Datum uitspraak: 18 december 2019

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), wonend te Haelen, gemeente Leudal,

2. HG Beheer B.V. en [appellante sub 2B], beide gevestigd te Haelen, gemeente Leudal (hierna tezamen en in enkelvoud: HG),

appellanten,

en

de raad van de gemeente Leudal,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 april 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Landgoed Leudal 2018" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en HG beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 1], HG en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juli 2019, waar [appellant sub 1A], bijgestaan door mr. B. Oudenaarden, advocaat te Arnhem, en [gemachtigde], HG, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. G.A.M. van de Wouw, advocaat te Maastricht, en de raad, vertegenwoordigd door H.M.J.G. Neelis en P.C.W. van Doorn, zijn verschenen.

Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heropend en de raad bij brief van 25 juli 2019 verzocht nadere schriftelijke inlichtingen te verstrekken.

Bij brief van 31 juli 2019 heeft de raad de desbetreffende stukken verstrekt en daarbij medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling hiervan kennis zal mogen nemen.

Bij uitspraak van 4 september 2019 heeft de Afdeling het verzoek tot beperkte kennisneming in een andere samenstelling ingewilligd. [appellant sub 1] en HG hebben de Afdeling toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb verleend voor de kennisneming van deze stukken.

Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gelaten, waarna het onderzoek is gesloten.

Overwegingen

Inleiding

1. De raad heeft bij besluit van 11 november 2014 het plan "Landgoed Leudal" vastgesteld. Dat plan heeft tot doel de bestaande camping aan de Roggelseweg 54 te Haelen om te vormen naar Landgoed Leudal, alwaar verblijfsaccommodaties zullen worden gebouwd ten behoeve van groepsverblijf, "outdoor" activiteiten en (zakelijke) trainingen. Bij uitspraak van 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3507, heeft de Afdeling het door [appellant sub 1] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard, en het door HG daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het plan gedeeltelijk vernietigd.

Ter reparatie van de geconstateerde gebreken heeft de raad bij besluit van 12 juli 2016 het plan "Landgoed Leudal 2016" vastgesteld. Daartegen heeft HG beroep ingesteld. Bij tussenuitspraak van 3 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1195, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken de daarin omschreven gebreken te herstellen.

Bij uitspraak van 6 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3324, heeft de Afdeling het beroep van HG gegrond verklaard en het besluit van de raad van 12 juli 2016, waarbij het bestemmingsplan "Landgoed Leudal 2016" is vastgesteld, gedeeltelijk vernietigd, omdat de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken niet binnen de geboden termijn zijn hersteld. Verder heeft de Afdeling de raad daarbij opgedragen om binnen 20 weken na de verzending van die uitspraak voor de vernietigde onderdelen een nieuw besluit te nemen. Daarbij heeft de Afdeling de voorlopige voorziening getroffen dat op het perceel maximaal 300 arbeidsmigranten gehuisvest mogen worden en dat de planregels over het maximaal toegestane bebouwingspercentage en de maximale goot- en bouwhoogte blijven gelden totdat een ter zake te nemen nieuw besluit in werking zou treden. Ter uitvoering van de laatstgenoemde uitspraak heeft de raad het voorliggende plan vastgesteld.

2. HG is initiatiefnemer van het plan. Zij kan zich niet verenigen met de wijze waarop de raad de planregels heeft aangepast, dan wel deze van een nadere motivering heeft voorzien, omdat zij wordt beperkt in de wijze van exploitatie van het recreatieterrein.

3. [appellant sub 1] is omwonende en verzet zich onder meer tegen de planregeling voor het huisvesten van arbeidsmigranten en tegen de planregeling van het bebouwingspercentage.

Intrekking

4. Ter zitting heeft HG de beroepsgrond over de ondergeschikte horecafunctie ingetrokken.

Toetsingskader

5. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Procedureel

6. HG betoogt dat de raad ten tijde van de besluitvorming onjuist dan wel onvolledig is voorgelicht over adviezen die aan het plan ten grondslag zijn gelegd. Ook is de raad onjuist geïnformeerd over de inhoud van de gestaakte minnelijke onderhandelingen, aldus HG.

6.1. De Afdeling heeft de desbetreffende stukken na de zitting opgevraagd en daarvan kennisgenomen. Het betreft een advies van 28 augustus 2017, een advies van 24 oktober 2017, een advies van 17 december 2017 en twee adviezen van 11 maart 2018. Volgens de raad hebben de adviezen geen grondslag gevormd voor de besluitvorming tot vaststelling van het plan en geven deze hem geen aanleiding om van het bestreden besluit terug te komen. Gezien de inhoud van de stukken acht de Afdeling dat niet onaannemelijk. Gelet hierop bestaat geen grond voor het oordeel dat de raad, voorafgaand aan zijn beslissing het plan vast te stellen, van onjuiste informatie was voorzien of niet over alle informatie beschikte. Ook in hetgeen voor het overige is aangevoerd, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in zoverre onzorgvuldig is voorbereid.

Het betoog faalt.

De beroepen inhoudelijk

Omgevingsverordening

7. [appellant sub 1] betoogt dat het plan in strijd is met artikel 2.5.3, tweede lid, van de Omgevingsverordening Limburg 2014, vastgesteld bij besluit van 12 december 2014, door provinciale staten van Limburg (hierna: de Omgevingsverordening). Het huisvesten van arbeidsmigranten op recreatieterreinen is uitsluitend mogelijk als wordt voldaan aan strikte voorwaarden en in de plantoelichting wordt verantwoord op welke wijze invulling is gegeven aan die voorwaarden, terwijl de plantoelichting een dergelijke verantwoording niet bevat, aldus [appellant sub 1]. Daarnaast voert hij aan dat aan de gestelde voorwaarden niet kan worden voldaan, omdat geen sprake is van een regionale benadering. Evenmin zijn bindende afspraken gemaakt over de sanering en revitalisering van het landgoed Leudal na afloop van de tijdelijke huisvesting, aldus [appellant sub 1]. Verder betoogt hij dat de beëindiging van de huisvesting van arbeidsmigranten met de wijzigingsbevoegdheid niet is geborgd, terwijl de Omgevingsverordening huisvesting mogelijk maakt voor de duur van maximaal 10 jaar.

7.1. Artikel 2.5.2 van de Omgevingsverordening luidt: "Een ruimtelijk plan bevat geen bepalingen die het wonen in recreatieverblijven mogelijk maken."

Artikel 2.5.3 luidt:

"1. Het bepaalde in artikel 2.5.2 is niet van toepassing op tijdelijke huisvesting van short-stay arbeidsmigranten op recreatieterreinen voor de duur van maximaal 10 jaar, onder de voorwaarde dat:

a) er geen huisvesting mogelijk is binnen de regio in bestaande woningen in of nabij het bestaand bebouwd gebied van steden en dorpen; en

b) er geen huisvesting mogelijk is binnen overige bebouwing in of nabij het bestaand bebouwd gebied van steden en dorpen; en

c) er op het recreatieterrein geen samenloop is met verblijfsrecreatief gebruik; en

d) er duidelijke en bindende afspraken zijn gemaakt over de sanering of revitalisering van de recreatieterreinen na afloop van de tijdelijke huisvesting.

2. De toelichting bij het ruimtelijk plan bevat een verantwoording van de wijze waarop invulling is gegeven aan het bepaalde in het eerste lid."

Artikel 10.1.3 luidt:

"[...];

6. Hoofdstuk 2 is niet van toepassing op ruimtelijke plannen die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn vastgesteld of in ontwerp ter inzage zijn gelegd.

7. De artikelen 2.4.1 tot en met 2.4.6 alsmede artikel 2.5.3 zijn niet van toepassing op ruimtelijke plannen die uiterlijk op de dag van publicatie van de Wijzigingsverordening...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
2 temas prácticos
  • Uitspraak Nº UTR 22/3241 en UTR 22/3263. Rechtbank Midden-Nederland, 2022-08-26
    • Nederland
    • Rechtbank Midden-Nederland (Neederland)
    • 26 Agosto 2022
    ...2009-2014. 3 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 18 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4349, overweging 13.2. 4 De grondslag daarvoor is artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2 van de Wet algemene bepalingen omgevings......
  • Uitspraak Nº 201905019/1/R4. Raad van State, 2020-08-19
    • Nederland
    • 19 Agosto 2020
    ...het door [appellante] tegen het besluit van 8 mei 2018 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 18 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4349, heeft de Afdeling tenslotte het bestemmingsplan "Landgoed Leudal 2018" gedeeltelijk vernietigd. Artikel 4, lid 4.5.2. van de planregels be......
2 sentencias
  • Uitspraak Nº UTR 22/3241 en UTR 22/3263. Rechtbank Midden-Nederland, 2022-08-26
    • Nederland
    • Rechtbank Midden-Nederland (Neederland)
    • 26 Agosto 2022
    ...2009-2014. 3 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 18 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4349, overweging 13.2. 4 De grondslag daarvoor is artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2 van de Wet algemene bepalingen omgevings......
  • Uitspraak Nº 201905019/1/R4. Raad van State, 2020-08-19
    • Nederland
    • 19 Agosto 2020
    ...het door [appellante] tegen het besluit van 8 mei 2018 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 18 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4349, heeft de Afdeling tenslotte het bestemmingsplan "Landgoed Leudal 2018" gedeeltelijk vernietigd. Artikel 4, lid 4.5.2. van de planregels be......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT