Uitspraak Nº 201808779/1/V6. Raad van State, 2019-08-07

ECLIECLI:NL:RVS:2019:2719
Docket Number201808779/1/V6
Date07 Agosto 2019
CourtCouncil of State (Netherlands)

201808779/1/V6.

Datum uitspraak: 7 augustus 2019

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 september 2018 in zaak nr. 17/6886 in het geding tussen:

[appellante]

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 10 mei 2017 heeft de staatssecretaris het Nederlanderschap van [appellante] ingetrokken.

Bij besluit van 9 november 2017 heeft de staatssecretaris het daartegen door [appellante] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 24 september 2018 heeft de rechtbank het daartegen door [appellante] ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellante] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 mei 2019, waar [appellante], bijgestaan door mr. D. Matadien, advocaat te Rotterdam, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. J.J. Balfoort, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Inleiding

2. [appellante] heeft op 8 februari 2008 een verzoek om verlening van het Nederlanderschap ingediend (hierna: het verzoek). Zij beschikte op dat moment over een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking "verblijf bij [partner]". Het verzoek is ingewilligd bij Koninklijk Besluit van 26 juli 2008.

3. De staatssecretaris heeft bij besluit van 10 mei 2017, gehandhaafd bij besluit van 9 november 2017, het Nederlanderschap van [appellante] ingetrokken, omdat zij bij het indienen van het verzoek niet had gemeld dat zij op [datum] 2006 een kind heeft gekregen van een andere man dan [partner], te weten [persoon]. Ook heeft zij niet gemeld dat zij toen in verwachting was van haar tweede kind, eveneens van [persoon]. Indien [appellante] dit wel had gemeld zou zij het Nederlanderschap niet hebben verkregen, omdat uit deze feiten blijkt dat zij geen duurzame en exclusieve relatie met [partner] onderhield. Daarmee zouden bedenkingen hebben bestaan tegen haar verblijf voor onbepaalde tijd in Nederland als bedoeld in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: de RWN), aldus de staatssecretaris. Het Nederlanderschap is volgens de staatssecretaris dus verleend terwijl [appellante] voor het Nederlanderschap relevante feiten heeft verzwegen.

Geding in eerste aanleg

4. [appellante] heeft in beroep betoogd dat de intrekking van haar Nederlanderschap in strijd is met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van het Europees Verdrag inzake nationaliteit (hierna: het EVN). De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat dit betoog faalt, alleen al omdat het EVN geen rechtstreekse werking heeft als bedoeld in artikel 93 van de Grondwet.

Het hoger beroep van [appellante]

5. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het EVN geen rechtstreekse werking heeft. Volgens [appellante] heeft het EVN rechtstreekse werking, gelet op de algemene doelstellingen van artikel 31 van het Weens Verdragenverdrag en onder meer de uitspraak van de Afdeling van 18 augustus 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AQ7002. [appellante] betoogt verder, onder verwijzing naar artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van het EVN, dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de staatssecretaris in een geval als dit het Nederlanderschap alleen mag intrekken als de betrokkene de voor de verkrijging van het Nederlanderschap relevante feiten opzettelijk heeft...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
4 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 18/2181. Rechtbank Oost-Brabant, 2020-02-14
    • Nederland
    • 14 Febrero 2020
    ...geen ondeugdelijke Unierechtelijke evenredigheidsbeoordeling gemaakt (zie ook de uitspraak van de Afdeling van 7 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2719). 96. Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de beoordeling door de Unit 1(F) van de IND van 13 mei 2013 en het individuele ......
  • Uitspraak Nº 202001214/1/V6. Raad van State, 2021-01-20
    • Nederland
    • 20 Enero 2021
    ...het Nederlanderschap onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen (zie onder meer de uitspraak van 7 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2719). [appellant] heeft niet aangevoerd dat hij actief gebruik maakt of heeft gemaakt van zijn rechten als Unieburger. Hij heeft evenmin co......
  • Uitspraak Nº 202003926/1/V6. Raad van State, 2021-03-31
    • Nederland
    • 31 Marzo 2021
    ...de periode van twaalf jaar genoemd in artikel 14, eerste lid, van de RWN (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 7 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2719). Over de staatloosheid van [appellant] heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat hij niet aannemel......
  • Uitspraak Nº AWB - 20 _ 1554. Rechtbank Amsterdam, 2020-10-21
    • Nederland
    • Rechtbank Amsterdam (Neederland)
    • 21 Octubre 2020
    ...uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 juni 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2146), van 7 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2719) en van 27 februari 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:BZ2550). 4 De hoogte van deze kosten volgen uit het Besluit proceskosten bestuursrecht. 5 Dit ......
4 sentencias
  • Uitspraak Nº 18/2181. Rechtbank Oost-Brabant, 2020-02-14
    • Nederland
    • 14 Febrero 2020
    ...geen ondeugdelijke Unierechtelijke evenredigheidsbeoordeling gemaakt (zie ook de uitspraak van de Afdeling van 7 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2719). 96. Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de beoordeling door de Unit 1(F) van de IND van 13 mei 2013 en het individuele ......
  • Uitspraak Nº 202001214/1/V6. Raad van State, 2021-01-20
    • Nederland
    • 20 Enero 2021
    ...het Nederlanderschap onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen (zie onder meer de uitspraak van 7 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2719). [appellant] heeft niet aangevoerd dat hij actief gebruik maakt of heeft gemaakt van zijn rechten als Unieburger. Hij heeft evenmin co......
  • Uitspraak Nº 202003926/1/V6. Raad van State, 2021-03-31
    • Nederland
    • 31 Marzo 2021
    ...de periode van twaalf jaar genoemd in artikel 14, eerste lid, van de RWN (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 7 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2719). Over de staatloosheid van [appellant] heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat hij niet aannemel......
  • Uitspraak Nº AWB - 20 _ 1554. Rechtbank Amsterdam, 2020-10-21
    • Nederland
    • Rechtbank Amsterdam (Neederland)
    • 21 Octubre 2020
    ...uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 juni 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2146), van 7 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2719) en van 27 februari 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:BZ2550). 4 De hoogte van deze kosten volgen uit het Besluit proceskosten bestuursrecht. 5 Dit ......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT