Uitspraak Nº 201905907/1/R4. Raad van State, 2021-03-17

ECLIECLI:NL:RVS:2021:589
Docket Number201905907/1/R4
Date17 Marzo 2021

201905907/1/R4.

Datum uitspraak: 17 maart 2021

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

EG Services (Netherlands) B.V., gevestigd te Breda, Velder B.V., gevestigd te Boxtel, en Vereniging Particuliere Rijkswegvergunningen van Tankstations, gevestigd te Rijswijk, (hierna tezamen en in enkelvoud: VPR)

appellanten,

en

de minister van Infrastructuur en Waterstaat,

verweerder.

Procesverloop

Voorgeschiedenis

Bij besluit van 28 juli 2015 heeft de minister geweigerd aan Fastned B.V. een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (hierna: de Wbr) te verlenen voor het realiseren van aanvullende voorzieningen bij een energielaadpunt voor motorvoertuigen op de verzorgingsplaats Velder aan de rijksweg A2 te Liempde, gemeente Boxtel.

Bij besluit van 5 april 2016 heeft de minister het door Fastned tegen het besluit van 28 juli 2015 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 4 juli 2017 heeft de rechtbank Amsterdam, voor zover hier van belang, het door Fastned tegen het besluit van 5 april 2016 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de minister opgedragen binnen zes weken opnieuw op het bezwaar te beslissen.

Bij besluit van 29 augustus 2017 heeft de minister een nieuw besluit op bezwaar genomen, waarbij de weigering van de gevraagde vergunning in stand is gelaten.

Bij uitspraak van 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:198, heeft de Afdeling, voor zover hier van belang, de uitspraak van de rechtbank van 4 juli 2017 bevestigd, het beroep van Fastned tegen het besluit van 29 augustus 2017 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat tegen het te nemen nieuwe besluit slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld.

Het nieuwe besluit

Bij besluit van 25 juni 2019 heeft de minister opnieuw een besluit op bezwaar genomen, waarbij de gevraagde vergunning alsnog is verleend.

Tegen dit besluit heeft VPR beroep ingesteld.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 december 2020, waar VPR, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], bijgestaan door mr. V.J. Leijh, advocaat te Amsterdam, en de minister, vertegenwoordigd door mr. K.E. Haan, mr. R. van Vliet en mr. D. Rietberg, zijn verschenen. Verder is het woord gevoerd door Fastned, vertegenwoordigd door [gemachtigde B], bijgestaan door mr. L.P.W. Mensink, advocaat te Amsterdam.

Overwegingen

Inleiding

1. Fastned ontwikkelt en exploiteert energielaadpunten voor elektrische motorvoertuigen langs snelwegen. Deze laadpunten worden ook wel snellaadstations of oplaadstations genoemd. Een van die laadpunten ligt op de verzorgingsplaats Velder aan de rijksweg A2. Voor het exploiteren van dat laadpunt is op 7 mei 2014 een vergunning als bedoeld in de Wbr aan Fastned verleend. Die vergunning loopt af in 2029.

Op 24 april 2015 heeft Fastned een vergunning gevraagd voor het uitbreiden van het energielaadpunt met een aantal aanvullende voorzieningen. Het gaat daarbij om een gebouw met toiletten, een zithoek of lounge voor klanten en een ruimte waar klanten koffie en een broodje kunnen kopen. Buiten het gebouw wil Fastned een bandenpomp en een waterkraan realiseren. De gronden waar Fastned deze uitbreidingen heeft gepland, zijn eigendom van de Staat.

Op de verzorgingsplaats Velder is ook een bemand benzinetankstation met een shop aanwezig.

2. De minister heeft de gevraagde vergunning in eerste instantie geweigerd. Bij besluiten van 5 april 2016 en 29 augustus 2017 heeft de minister de bezwaren van Fastned daartegen ongegrond verklaard.

Die besluiten zijn door de rechtbank respectievelijk door de Afdeling vernietigd.

De procedure waar het nu om gaat

3. Bij besluit van 25 juni 2019 (hierna: het bestreden besluit) heeft de minister opnieuw beslist op de bezwaren van Fastned. Daarbij heeft de minister deze bezwaren gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard en heeft hij het besluit van 28 juli 2015 (dat daarbij abusievelijk is aangeduid als 'het besluit van 24 april 2015') herroepen.

Verder heeft de minister bij het bestreden besluit aan Fastned alsnog een vergunning verleend voor het realiseren van de gevraagde aanvullende voorzieningen bij het laadstation op de verzorgingsplaats Velder. Hiertoe is de vergunning van 7 mei 2014 voor het laadstation gewijzigd, waarbij ook het realiseren van de aanvullende voorzieningen is toegestaan.

4. VPR kan zich niet met het bestreden besluit verenigen en heeft daartegen beroep ingesteld.

5. De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.

Belanghebbendheid van EG Services, Velder en VPR

6. Naar aanleiding van de door Fastned opgeworpen twijfel, is ter zitting ingegaan op de belanghebbendheid van EG Services, Velder en VPR.

Zoals in overweging 1 is vermeld, is op de verzorgingsplaats Velder een bemand benzinetankstation met een shop aanwezig. EG Services exploiteert die shop. Zij vreest dat zij (concurrentie)schade zal ondervinden van de aanvullende voorzieningen waarvoor Fastned vergunning heeft gevraagd. Om die reden is zij belanghebbende in deze procedure.

Verder is ter zitting onweersproken gesteld dat de betrokkenheid van Velder bij de exploitatie van het benzinetankstation is beëindigd, maar dat zij nog een procedure heeft lopen over schade die zij stelt te hebben geleden. VPR is een belangenvereniging waarbij Velder is aangesloten. Daarom ziet de Afdeling geen reden om hen niet aan te merken als belanghebbenden in deze zaak.

Beoordeling van het beroep

Belanghebbendheid van Fastned

7. VPR betoogt dat Fastned geen belanghebbende is bij haar verzoek om vergunning. De aanvullende voorzieningen waarvoor vergunning is gevraagd, kunnen niet worden gerealiseerd omdat de Staat, als eigenaar van de gronden, daarvoor geen privaatrechtelijke toestemming wil verlenen. Daarom gaat het niet om een aanvraag als bedoeld van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). De minister had het verzoek dan ook buiten behandeling moeten laten, zo voert VPR aan.

VPR stelt dat de belanghebbendheid moet worden beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden die golden op het moment van het indienen van het verzoek om vergunning. Op dat moment was duidelijk dat de Staat geen privaatrechtelijke toestemming wilde verlenen voor het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT