Uitspraak Nº 201906841/1/R1. Raad van State, 2020-11-11

ECLIECLI:NL:RVS:2020:2706
Date11 Noviembre 2020
Docket Number201906841/1/R1

201906841/1/R1.

Datum uitspraak: 11 november 2020

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Amsterdam,

en

de raad van de gemeente Amsterdam,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 juli 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Twiske Zuid II" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juli 2020, waar [appellant], vergezeld van [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door T.H. van Essen en S. Visser, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. Deze zaak gaat over het beroep van [appellant] tegen het bestemmingsplan "Twiske Zuid II". Het beroep van [appellant] wordt besproken onder 12 tot en met 22. [appellant] voert een aantal beroepsgronden aan (zie onder 18 en 19) die raken aan het relativiteitsvereiste. Dit is met [appellant] ter zitting besproken.

Het relativiteitsvereiste is voor het bestuurs(proces)recht neergelegd in artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). De Afdeling ziet, gelet op de in de rechtspraktijk levende behoefte daaraan, aanleiding eerst een overzicht op hoofdlijnen te geven van haar oordelen met betrekking tot de toepassing van artikel 8:69a van de Awb in het omgevingsrecht.

Algemene overwegingen over de toepassing van artikel 8:69a van de Awb

2. Artikel 8:69a van de Awb bepaalt dat de bestuursrechter een besluit niet vernietigt op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.

2.1. Het hierna onder 4.1 tot en met 11.6 gegeven overzicht pretendeert geen volledigheid, maar bevat een selectie van in eerdere uitspraken neergelegde oordelen over kwesties die zich in de praktijk van de toepassing van deze bepaling voordoen.

Deze overzichtsuitspraak is een momentopname en beoogt geenszins de rechtsontwikkelingen bij de toepassing van artikel 8:69a van de Awb te bevriezen. Daarbij is van belang dat een belangrijk deel van de rechtspraak over de toepassing van artikel 8:69a van de Awb een casuïstisch karakter heeft.

Leeswijzer

3. Hierna wordt eerst in het algemeen deel ingegaan op de hoofdlijnen van de rechtspraak over de toepassing van artikel 8:69a van de Awb, ook wel genoemd: het relativiteitsvereiste. Daarin wordt ook aandacht besteed aan de bedoeling van de wetgever met de introductie van dit artikel (onder 4). Vervolgens wordt ingegaan op de vraag of toepassing van dit artikel verenigbaar is met normen van internationaal recht (onder 5).

Bij de toepassing van het relativiteitsvereiste is de relatie tussen het gestelde belang en het beschermingsbereik van de norm waarop een beroep wordt gedaan van belang. De rechtspraak over het belang waarop appellant zich beroept staat centraal in de overwegingen onder 6. Onder "appellant" wordt in deze overzichtsuitspraak verstaan: degene die zich beroept op de bescherming van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel.

In de daarop volgende overwegingen wordt ingegaan op het beschermingsbereik van de verschillende voor het omgevingsrecht relevante normen. Eerst worden enige algemene overwegingen daarover gegeven (onder 7). Onder 8 wordt ingegaan op het beschermingsbereik van formele beginselen van behoorlijk bestuur, procedurele normen, en materiële beginselen van behoorlijk bestuur. Vervolgens wordt onder 9 aandacht besteed aan de correctie in verband met het gelijkheidsbeginsel en vertrouwensbeginsel. Daarna wordt onder 10 ingegaan op het beschermingsbereik van bijzondere omgevingsrechtelijke wetgeving. Soms worden in dit deel van het overzicht, met het oog op het gebruik van het overzicht, overwegingen die eerder in deze uitspraak zijn opgenomen herhaald. Tot slot wordt onder 11 ingegaan op het beschermingsbereik van voor het omgevingsrecht relevant internationaal recht.

3.1. De overwegingen van het algemeen deel van deze overzichtsuitspraak zijn als volgt ingedeeld:

4. Algemeen

5. Verenigbaarheid van artikel 8:69a Awb met internationaal recht

6. Het belang waarop appellant zich beroept

7. Belangen die een omgevingsrechtelijke norm beoogt te beschermen: algemeen

8. Het beschermingsbereik van enige algemene normen

9. Correctie in verband met schending van het gelijkheidsbeginsel of schending van het vertrouwensbeginsel (9.1-2)

10. Beschermingsbereik van omgevingsrechtelijke wetgeving

11. Beschermingsbereik van voor het omgevingsrecht relevant internationaal recht (11.1-6)

4. Algemeen

In werking treden van artikel 8:69a Awb

4.1. Artikel 8:69a van de Awb is per 1 januari 2013 in werking getreden ingevolge de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Stb. 2012, 682; Kamerstukken 32450). Daaraan voorafgaand gold per 31 maart 2010 voor bestuursrechtelijke procedures waarop de Crisis- en herstelwet (hierna: de Chw) van toepassing was een vrijwel identieke bepaling: artikel 1.9 van de Chw, welk artikel per 1 januari 2013 is vervallen.

Slagvaardiger bestuursprocesrecht

4.2. De invoering van dit artikel komt voort uit de behoefte van belanghebbenden, en meer in het algemeen van de samenleving, dat de bestuursrechter binnen een redelijke termijn duidelijkheid schept over de rechtspositie van belanghebbenden en de geldigheid van besluiten en geschillen daarover zo mogelijk definitief beslecht. In het streven om aan deze behoefte aan een slagvaardiger bestuursprocesrecht tegemoet te komen past het dat rechtsbescherming door de rechter wordt gewaarborgd voor wie (beweerdelijk) in zijn rechtspositie is aangetast, maar niet dat iedere schending van een rechtsregel automatisch een aantasting van de rechtspositie van iedere belanghebbende is, aldus de Memorie van Toelichting bij de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II 2009/10, 32450, 3, blz. 18-20; uitspraken van 21 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3408 (Loon op Zand) en 21 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:96 (Groningen)).

Verband tussen beroepsgrond en belang van appellant

4.3. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant (uitspraken van 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:847 (Hellendoorn), 3 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4324 (Baarn Noord)).

Strikte relativiteitsregel

4.4. De wetgever heeft met dit artikel beoogd een zogenoemde strikte relativiteitsregel in het bestuursprocesrecht in te voeren. Op grond daarvan kan een belanghebbende een besluit slechts met succes in rechte aanvechten als het concrete voorschrift dat volgens hem is geschonden, mede strekt tot bescherming van zijn belangen. De bestuursrechter moet in deze benadering de vraag welke belangen worden beschermd, niet op het niveau van de regeling als geheel, maar per afzonderlijk voorschrift beantwoorden. De wetgever heeft dus niet beoogd een ruime relativiteitsregel in te voeren, waarbij de bestuursrechter de vraag welke belangen worden beschermd moet beantwoorden aan de hand van het globale doel van de regeling als geheel (Kamerstukken II 2009/10, 32450, 3, blz. 52-53).

Kennelijkheidsvereiste

4.5. In artikel 8:69a van de Awb is bepaald dat de bestuursrechter slechts van vernietiging kan en moet afzien, indien de geschonden rechtsnorm kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich er op beroept. Daarmee heeft de wetgever beoogd tegemoet te komen aan het bezwaar dat het soms niet eenvoudig is om het beschermingsbereik van een norm vast te stellen en dat een relativiteitsvereiste daarom veel extra werk voor de rechter zou meebrengen. Het voorkomt ook dat bij normen van Europese oorsprong regelmatig prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie moeten worden gesteld, hetgeen een aanzienlijke vertraging van de procedure kan meebrengen (Kamerstukken II 2009/10, 32450, 3, blz. 52-53).

Mede gelet op het vereiste dat een regel ‘kennelijk’ niet strekt tot bescherming van bepaalde belangen, leidt een juiste toepassing van artikel 8:69a van de Awb ertoe dat belanghebbenden zich niet kunnen beroepen op wettelijke voorschriften die onmiskenbaar niet zijn geschreven ter bescherming van hun belangen (uitspraken van 4 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:666 (Rotterdam) en 19 januari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP1352 (Elzenbos Brummen)).

Geen ontvankelijkheidsvereiste

4.6. Artikel 8:69a van de Awb behelst geen ontvankelijkheidsvereiste, maar kan er in het voorkomende geval toe leiden dat vernietiging van het besluit op de desbetreffende beroepsgrond achterwege blijft, ook als wordt vastgesteld dat het besluit in strijd is met de ingeroepen rechtsregel.

4.7. Bij de toepassing van het relativiteitsvereiste gaat het om de beantwoording van de vraag of de ingeroepen norm strekt tot bescherming van het belang van appellant. Aan deze vraag wordt pas toegekomen, indien appellant ontvankelijk is in zijn beroep. Het gaat bij de toepassing van het relativiteitsvereiste, bijvoorbeeld, niet om de ontvankelijkheidsvraag of appellant procesbelang heeft. Het gaat niet om de vraag of appellant erop vooruitgaat als wegens schending van die norm het besluit wordt vernietigd. Dat is immers een kwestie van procesbelang (uitspraak van 30 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:260 (Purmerend)). Evenmin gaat het bij de toepassing van het relativiteitsvereiste om de beantwoording van de vraag of appellant als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
105 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 202004749/1/R3. Raad van State, 2022-03-02
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 2 Marzo 2022
    ...waar de ruimtelijke ontwikkeling is voorzien, levende diersoorten. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, onder De woningen van [appellant] en anderen liggen op meer dan 200 m van de beoogde locatie van de mast. De afstand tot deze locatie is t......
  • Uitspraak Nº AWB - 20_139. Rechtbank Limburg, 2021-02-19
    • Nederland
    • 19 Febrero 2021
    ...(zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706). De afstand van eisers perceel tot het perceel waarop het plan is gesitueerd, bedraagt ruim 100 meter. Mede gelet op de tussenliggende beb......
  • Uitspraak Nº 202105968/1/R1. Raad van State, 2022-04-20
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 20 Abril 2022
    ...zich niet beroepen op de bescherming van hun eigen belangen. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, onder 17.3. [appellant sub 3] woont op een afstand van ongeveer 400 m van het dijktraject, ter hoogte van de meest zuidelijke grens van dijksegm......
  • Uitspraak Nº 202103884/1/R1. Raad van State, 2022-07-27
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 27 Julio 2022
    ...bescherming van het belang van de appellant. 5.2. In haar overzichtsuitspraak over het relativiteitsvereiste van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, heeft de Afdeling overwogen dat appellanten, ook afhankelijk van de norm op de schending waarvan zij zich beroepen, tegen een omgevingsre......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
105 sentencias
  • Uitspraak Nº HAA 20_2013. Rechtbank Noord-Holland, 2022-05-16
    • Nederland
    • Rechtbank Noord-Holland (Neederland)
    • 16 Mayo 2022
    ...koolwaterstoffen 3 Polychloorbifenyl 4 ECLI:NL:RVS:2019:1022 5 ECLI:NL:RBDHA:2018:7766 respectievelijk ECLI:NL:RVS:2019:1022 6 ECLI:NL:RVS:2020:2706 7 Zie rechtsoverweging 10.33 8 Vergelijk rechtsoverweging 10.14 9 ECLI:NL:RVS:2018:1112 10 “Zettingsanalyse betreffende Opslagterrein DTOP te ......
  • Uitspraak Nº AWB- 19_1706 en 19_1723. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2022-06-21
    • Nederland
    • Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
    • 21 Junio 2022
    ...4.5. 19 Artikel 2.27 van de Wabo in samenhang met artikel 6.10a van het Bor. 20 Artikel 8:69a van de Awb. 21 ABRvS 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, r.o. 10.51. 22 ABRvS 19 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1947, r.o. 82 en ABRvS 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, r.o. 10.51 en 10.52......
  • Uitspraak Nº AWB - 21 _ 1151 EN 21_1152. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2022-06-03
    • Nederland
    • Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
    • 3 Junio 2022
    ...of kunstuitingen, gedenktekens 2 m; 5. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 1 1 Zie bijvoorbeeld: ABRvS, 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706 (https://pi.rechtspraak.minjus.nl/)en ABRvS, 2 maart 2022 ECLI:NL:RVS:2022:645 (https://pi.rechtspraak.minjus.nl/) ...
  • Uitspraak Nº 202105968/1/R1. Raad van State, 2022-04-20
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 20 Abril 2022
    ...zich niet beroepen op de bescherming van hun eigen belangen. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, onder 17.3. [appellant sub 3] woont op een afstand van ongeveer 400 m van het dijktraject, ter hoogte van de meest zuidelijke grens van dijksegm......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT