Uitspraak Nº 202001073/1/R4. Raad van State, 2020-07-29

ECLIECLI:NL:RVS:2020:1828
Date29 Julio 2020
Docket Number202001073/1/R4

202001073/1/R4.

Datum uitspraak: 29 juli 2020

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Den Haag,

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 augustus 2019 heeft het college zijn beslissing om op 27 augustus 2019 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat een gedeelte van de kosten van de toepassing van bestuursdwang, te weten € 126,00, voor rekening van [appellant] komt.

Bij besluit van 7 januari 2020 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 juli 2020, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door M. Eser, zijn verschenen.

Overwegingen

1. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een platgemaakte doos die op 27 augustus 2019 is aangetroffen naast een ondergrondse restafvalcontainer (hierna: ORAC) ter hoogte van de Heiloostraat 664 in Den Haag. Het college is ervan uitgegaan dat [appellant] de doos verkeerd heeft aangeboden, omdat zijn naam en adres op het adreslabel op de doos staan.

2. [appellant] betwist niet dat de doos van hem afkomstig is, maar stelt dat hij niet degene is geweest die de doos naast de ORAC heeft gezet. Hij stelt dat hij de doos, samen met enkele andere dozen, heeft weggegooid in de puincontainer die tijdelijk voor de voortuin stond van de buren een aantal huizen verderop die aan het verbouwen waren. Hij stelt dat hij toestemming had van de buurman om zijn dozen in de puincontainer te doen. Ter onderbouwing hiervan heeft [appellant] een schriftelijke verklaring van die buurman en de factuur van de puincontainer overgelegd. De verklaring bevestigt dat [appellant] toestemming had van de buurman om de dozen in de puincontainer te doen. Verder licht de buurman in de verklaring toe dat hij omstreeks 29 augustus 2019 de puincontainer heeft voorzien van een afdekzijl omdat meerdere personen hun eigen bouwafval in de puincontainer deden of bouwafval uit de puincontainer haalden.

[appellant] stelt dat toen hij de dozen in de puincontainer deed, een andere buurtbewoner hem daarop aansprak. Hij...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT