Uitspraak Nº 21-000166-19. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2020-12-28

ECLIECLI:NL:GHARL:2020:10827
Date28 Diciembre 2020
Docket Number21-000166-19
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-000166-19

Uitspraak d.d.: 28 december 2020

TEGENSPRAAK

ONTNEMINGSZAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 10 januari 2019 met parketnummer 18-168260-18 op de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,

wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De betrokkene heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 december 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van € 600,- en oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van ditzelfde bedrag. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door betrokkene en haar raadsvrouw,

mr. T.S.S. Overes, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich niet met het vonnis waarvan beroep zodat dit behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.

Vordering

De inleidende schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot schatting van het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel op € 14.250,17 en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van ditzelfde bedrag. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op € 600,- en dat aan veroordeelde wordt opgelegd de verplichting tot betaling aan de Staat van ditzelfde bedrag.

De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De betrokkene is bij arrest van dit hof van 28 december 2020 (parketnummer 21-000167-19) ter zake van onder meer medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod veroordeeld tot straf.

Uit...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT