Uitspraak Nº 21-001243-15. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2017-03-13

ECLIECLI:NL:GHARL:2017:2003
Docket Number21-001243-15
Date13 Marzo 2017
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-001243-15

Uitspraak d.d.: 13 maart 2017

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 16 februari 2015 met parketnummer 07-662621-11 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,

wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 24 februari 2016, 21 april 2016, 3 november 2016, 9 november 2016, 23 november 2016, 25 november 2016, 27 februari 2017 en overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake de feiten 1, 2 en 3.A tot en met 3.E tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat verdachte wordt ontzet van het recht tot uitoefening van het beroep 'financieel-/hypotheekadviseur' voor de duur van 7 jaren en dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard.

Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. K. Canatan, naar voren is gebracht.

De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van feiten 2.B en 3.B tot en met 3.J en verdachte veroordeeld ter zake de feiten 1, 2.A en 3.A tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar met aftrek. Voorts heeft de rechtbank verdachte ontzet van het recht tot uitoefening van het beroep van financieel adviseur en hypotheekadviseur gedurende een periode van 8 jaar. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard.

De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het hoger beroep

De officier van justitie heeft het hoger beroep niet bij akte beperkt. Uit de op 12 maart 2015 ingediende appelschriftuur en hetgeen de advocaat-generaal ter terechtzitting van het hof op 23 november 2016 heeft medegedeeld over de omvang van het appel, blijkt evenwel dat de grieven zich niet richten tegen de partiële vrijspraak ter zake de feiten 2.B, 3.F, 3.G, 3.H, 3.I en 3.J.

Nu er van de zijde van het openbaar ministerie geen grieven als bedoeld in artikel 410, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) zijn ingediend tegen deze vrijspraken en het hof ook zelf geen redenen ziet die een inhoudelijke behandeling van deze feiten noodzakelijk maken, zal het hof de officier van justitie op grond van het bepaalde in artikel 416, derde lid Sv niet-ontvankelijk verklaren in dat deel van het hoger beroep.

Het hoger beroep van verdachte is eveneens onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen voornoemde partiële vrijspraken. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit is gericht tegen voornoemde vrijspraken.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep en voor zover in hoger beroep nog aan de orde - tenlastegelegd dat:

1 hij in de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 oktober 2011 in de gemeente [gemeente 1] en/of [gemeente 2] en/of [gemeente 3] , althans in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van valsheid in geschrift ten behoeve van hypotheekfraude en/of vastgoedfraude en/of het verschaffen van verblijf/woonruimte aan illegale vreemdelingen in Nederland en/of het plegen van witwassen en/of het plegen van geweldsdelicten en/of bedreigen met geweldsdelicten, aan welke organisatie hij, verdachte heeft leiding gegeven.
2 A

de [bedrijf 1] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 1] in of omstreeks de periode van 1 april 2004 tot en met 31 oktober 2011 in de gemeente [gemeente 3] en/of [gemeente 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere(n) mededaders, althans alleen,

onderstaande voorwerp(en) heeft/hebben verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruikt gemaakt, te weten

- (een) onroerende za(a)k(en)/woning(en) gelegen aan de [adres 1] (zaak 237) en/of [adres 2] (zaak 244) en/of [adres 3] (zaak 262) en/of [adres 4] (zaak 319)

en/of

- (een) geldbedrag(en) van 154.775 Euro (hypothecaire lening zaak 237) en/of 125.000 Euro (hypothecaire lening zaak 244) en/of 117.170 Euro (hypothecaire lening zaak 262) en/of 20.000 Euro of 14.875 Euro (bouwdepot uit de hypothecaire lening van het pand [adres 5] ; zaak 255) en/of 303.750 Euro (hypothecaire lening zaak 319), althans enig geldbedrag,

terwijl de [bedrijf 1] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 1] en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerpen) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,

tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven.

3 de [bedrijf 1] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 1] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2004 tot en met 31 oktober 2011 in de gemeente [gemeente 3] en/of [gemeente 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere(n) mededaders, althans alleen,

A.

een aanvraagformulier voor een hypothecaire geldlening (met als bijlage een onjuiste werkgeversverklaring en/of onjuiste salarisspecificatie) valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, bestaande die valsheid uit het vermelden van onjuiste salarisgegevens en/of een onjuiste werkgever en/of een onjuiste opgave van (reeds bestaande) financiële verplichtingen en/of een onjuiste opgave van (reeds in eigendom zijnde) onroerende zaak/woning aan een bank ter financiering en verkrijging van een hypothecaire lening met betrekking tot de onroerende zaak/woning gelegen aan de [adres 4] (zaak 319),

en/of

B.

een hypotheekofferte en/of een hypotheekakte valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, bestaande die valsheid uit het door cliënte ( [medeverdachte 5] ) laten ondertekenen van een (door een werknemer van een van voornoemde BV's aangevraagde) hypotheekofferte m.b.t. pand [adres 1] , waarin was opgenomen dat het pand door de cliënte zelf zou worden bewoond en/of het laten ondertekenen van een hypotheekakte m.b.t. voornoemd pand, terwijl in die hypotheekakte een verbod was opgenomen tot verhuur van het pand zonder voorafgaande toestemming van de hypotheekverstrekker (zaak 237),

en/of

C.

een aanvraagformulier voor een hypotheek en/of een hypotheekakte valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, bestaande die valsheid uit het door cliënte ( [getuige 2] ) laten ondertekenen van een (door een werknemer van een van voornoemde BV-s opgesteld) aanvraagformulier voor een hypotheek m.b.t. het pand [adres 2] , in welk aanvraagformulier was opgenomen dat het pand door de cliënte zelf zou worden bewoond en/of het laten ondertekenen van een hypotheekakte m.b.t. voornoemd pand, terwijl in die hypotheekakte een verbod was opgenomen tot verhuur van het pand zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de hypotheekverstrekker (zaak 244),

en/of

D.

een aanvraagformulier voor een hypotheek en/of een hypotheekakte valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, bestaande die valsheid uit het voor cliënt ( [getuige 3] ) aanvragen van een hypotheek m.b.t. pand [adres 3] , waarbij in het aanvraagformulier was opgenomen dat het pand door de cliënt zelf zou worden bewoond en/of een hypotheekakte m.b.t. voornoemd pand heeft laten ondertekenen door genoemde [getuige 3] , terwijl in die hypotheekakte een verbod was opgenomen tot verhuur van het pand zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de hypotheekverstrekker (zaak 262),

en/of

E.

een hypotheekakte valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, bestaande die valsheid uit het door cliënten ( [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] ) laten ondertekenen van een hypotheekakte m.b.t. pand [adres 4] , terwijl in die hypotheekakte was opgenomen dat het pand door de cliënten zelf bewoond zou worden en dat een huurbeding gold (zijnde een verbod op verhuur) (zaak 319),

welk(e) geschrift (en) telkens bestemd was (waren) om tot bewijs van enig feit te dienen zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,

tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraakmotivering feiten 3.B tot en met 3.E

Onder de feiten 3.B tot en met 3.E wordt verdachte verweten dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan het door...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT