Uitspraak Nº 21-001667-17. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2019-09-26

ECLIECLI:NL:GHARL:2019:7884
Date26 Septiembre 2019
Docket Number21-001667-17
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-001667-17

Uitspraak d.d.: 26 september 2019

TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 17 maart 2017 met parketnummer 06-940244-12 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,

zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Verdachte heeft ter terechtzitting opgegeven als haar huidige adres:

[woonplaats] (BRD).

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 september 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman,

mr. D. Nieuwenhuis, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, onder andere omdat het tot een andere beslissing ten aanzien van de strafoplegging komt.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.
zij op of omstreeks 31 maart 2012 te Beek, gemeente Montferland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid goud (met een waarde van ongeveer EURO 26.342,00 en/of een geldbedrag (ongeveer EURO 29.848,00), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en welk(e) goed(eren) verdachte en/of haar mededader(s) uit hoofde van een persoonlijke dienstbetrekking van/als medewerkster(s) van [benadeelde] , in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

2. primair
zij op of omstreeks 31 maart 2012 te Arnhem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto (Fiat Freemont, kenteken [kenteken] ) heeft weggenomen een koffer met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaresse benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (door het inslaan/forceren van een ruit);

2. subsidiair
[medeverdachte 2] op of omstreeks 30 maart 2012 te Arnhem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto (Fiat Freemont, kenteken [kenteken] ) heeft weggenomen een koffer met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaresse benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 2] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, waarbij die [medeverdachte 2] en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 31 maart 2012 te Arnhem en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door mede te delen dat er een koffer met geld in voornoemde personenauto zou liggen en/of waar voornoemde personenauto geparkeerd zou staan;

3.
zij op of omstreeks 10 april 2012 te Didam, aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [verbalisant] , hoofdagent van Regio Noord- en Oost Gelderland opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van een overval (afpersing/diefstal met geweldpleging) gepleegd op 31 maart 2012 te Beek.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsman heeft betoogd – met verwijzing naar een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 mei 20191 – dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging nu het door de (Nederlandse) officier van justitie uitgevaardigde Europees Aanhoudingsbevel (EAB) op grond waarvan verdachte in Duitsland is aangehouden en overgeleverd aan Nederland onrechtmatig is, omdat het EAB niet door een onafhankelijke rechterlijke autoriteit is afgegeven. In het verlengde hiervan zouden de aanhouding en overlevering van verdachte in Duitsland en de daarna in Nederland jegens verdachte uitgeoefende dwangmiddelen en strafvorderlijke bevoegdheden volgens de raadsman ook onrechtmatig zijn.

Het hof verwerpt dit verweer. Het hof stelt voorop dat de rechtmatigheid van een EAB ingevolge het Kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (2002/584/JBZ) in het kader van de overleveringsprocedure getoetst wordt door de uitvoerende lidstaat, in dit geval Duitsland. Aan een toetsing van de rechtmatigheid van het in de onderhavige zaak uitgevaardigde EAB zelf komt het hof alleen om die reden al niet toe.

Voor zover de raadsman heeft bedoeld te stellen dat sprake zou zijn van enig vormverzuim ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering dat tot niet-ontvankelijkheid moet leiden dan wel enige andere grond voor niet-ontvankelijkheid, overweegt het hof dat van niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie slechts in uitzonderlijke gevallen sprake kan zijn, namelijk alleen als zich een geval voordoet waarin met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. In deze zaak is daarvan op geen enkele wijze gebleken, zodat van niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie geen sprake kan zijn.

Voor zover de raadsman met het niet-ontvankelijkheidsverweer nog meer of anders heeft bedoeld te stellen dan in het voorgaande vermeld, is het hof van oordeel dat dit verweer onvoldoende is onderbouwd.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Het hof acht op basis van de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT