Uitspraak Nº 21-002450-18. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2019-12-31

ECLIECLI:NL:GHARL:2019:11253
Date31 Diciembre 2019
Docket Number21-002450-18
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-002450-18

Uitspraak d.d.: 31 december 2019

TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem‑Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 18 april 2018 met parketnummer 05-780018-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,

wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 3 december 2019 en 17 december 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. R. van ’t Land, naar voren is gebracht.

Omvang van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Hoger beroep tegen deze vrijspraak staat voor verdachte niet open.

De officier van justitie heeft echter ook hoger beroep ingesteld en bij akte beperkt tot feit 1, waardoor in hoger beroep alle feiten aan de orde zijn.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging 1

De verdenking komt er – kort en feitelijk weergegeven – op neer dat verdachte:

  1. samen met anderen aangever [benadeelde 1] op 2 december 2016 te Nunspeet heeft ontvoerd dan wel gegijzeld of dat hij daaraan hulp heeft verleend;

  2. samen met anderen heeft geprobeerd [benadeelde 1] en [benadeelde 2] in de periode van 20 januari 2017 tot en met 20 februari 2017 af te persen of dat hij daaraan hulp heeft verleend;

  3. op 20 februari 2017 de beschikking heeft gehad over een verboden wapen met bijbehorende patroonhouders en munitie.

Vrijspraak feit 1

Met de rechtbank stelt het hof vast dat er geen discussie bestaat over wat er op 2 december 2016 met betrekking tot [benadeelde 1] is voorgevallen.

Uit de verklaring van aangever [benadeelde 1] en het filmpje, dat door een getuige van het voorval is gemaakt, blijkt dat [benadeelde 1] op 2 december 2016 om ongeveer 10:30 uur op de [locatie] te Nunspeet is klemgereden en vervolgens ontvoerd. Hierbij was onder andere een zwarte Mercedes Sprinter, met het kenteken [kenteken] , betrokken. Die Mercedes Sprinter is op 2 december 2016 om 10:55 uur aangetroffen op een carpoolplaats in Nunspeet.

Uit het aan de betreffende Mercedes Sprinter verrichte sporenonderzoek is komen vast te staan dat onder de mat in de voetenruimte een (valse) kentekenplaat ( [kenteken] ) is aangetroffen met daarop een onvolledig DNA-profiel. Hieruit is een DNA-hoofdprofiel verkregen dat overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte. De matchkans daarvan is kleiner dan één op één miljard. Het hof trekt hieruit de conclusie dat celmateriaal van verdachte op de kentekenplaat is achtergelaten.

Naar het oordeel van het hof is de enkele aanwezigheid van het DNA van verdachte op de kentekenplaat onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde te komen. Niet kan worden vastgesteld wanneer en onder welke omstandigheden verdachte in aanraking is gekomen met de kentekenplaat. Ook is niet komen vast te staan welke rol de kentekenplaat heeft gehad bij de ontvoering.

Het hof zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs (feit 2 en 3)

Standpunt van de openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft voor het overige gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 primair en 3 ten laste gelegde.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de afpersing.

De raadsman heeft zich ten aanzien het onder 3 ten laste gelegde aan het oordeel van het hof gerefereerd. Verdachte heeft dat feit bekend.

Oordeel van het hof

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Feit 2 primair: medeplegen poging tot afpersing

Met de rechtbank stelt het hof het volgende vast.

Aangever [benadeelde 1] is op 2 december 2016 te Nunspeet klemgereden. Hij is door drie gemaskerde mannen uit zijn auto getrokken, geboeid en meegenomen naar een hem onbekende plaats. Hij is daar gedurende een aantal uren bedreigd. Later die dag is hij vrijgelaten. Op 21 januari 2017 ontving [benadeelde 1] op zijn woonadres te [plaats] een brief waarin – zakelijk weergegeven – stond dat de afzender wist dat hij een grote drugshandelaar is en dat de afzender wilde dat [benadeelde 1] op maandag 23 januari 2017 om 14:00 uur bij [benadeelde 2] in [plaats] zou zijn en dat zij dan meer informatie zouden ontvangen. [benadeelde 2] had (vermoedelijk op 18 januari 2017) een soortgelijke brief ontvangen met daarbij een telefoon. Via de bij [benadeelde 2] afgeleverde telefoon is er een aantal malen middels tekstberichten contact geweest met de (onbekende) afzenders. Zowel [benadeelde 2] als [benadeelde 1] voelde zich door de inhoud van de brieven en tekstberichten onder druk gezet. Op 21 januari 2017 ontving [benadeelde 2] een brief waarin onder meer stond dat zij al jaren op de markt van de afzenders zaten, dat de afzenders daar last en schade van hadden en dat zij tien miljoen aan de afzenders moesten betalen. Ook stonden er namen, geboortedata en sofinummers van familieleden van [benadeelde 2] in de brief vermeld.

Op 30 januari 2017, 6 februari 2017 en 13 februari 2017 hebben [benadeelde 2] en [benadeelde 1] in bijzijn van de politie de door de afpersers afgegeven telefoon aangezet. Er kwamen toen weer berichten binnen. [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben daarop gereageerd.

Er is onderzoek gedaan naar de telefoon die bij [benadeelde 2] is bezorgd. Deze Samsung telefoon was voorzien van een simkaart met het IMSI-nummer eindigend op […] . Deze mobiele telefoon was voorzien van beveiligingssoftware van Blackberry, waarmee een IT-profiel kon worden ingesteld dat enkel op afstand kon worden beheerd en niet door de gebruiker van de mobiele telefoon kon worden aangepast. De telefoon kon niet worden gebruikt om zelfstandig, zonder daartoe door de beheerder te zijn uitgenodigd, te bellen, te sms’en of verbinding met een computer te maken. Op het toestel waren verder de applicaties “Ciphr Text” en “Ciphr Mail” geïnstalleerd. Uit onderzoek bleek dat er via Ciphr Mail een aantal berichten op de mobiele telefoon waren ontvangen en verzonden, namelijk de op 23 januari 2017 ontvangen en verstuurde tekstberichten. Om te kunnen communiceren middels Ciphr Mail dienen minimaal twee toestellen op gelijkwaardige wijze te worden geconfigureerd en voorzien van e-mailadressen. De simkaart van het toestel dat bij [benadeelde 2] was afgeleverd bleek op 12 januari 2017 om 22:41 uur voor het eerst te zijn aangemeld op het mobiele netwerk en een zendmast in Utrecht te hebben aangestraald. Rondom dit tijdstip straalden ook de IMSI-nummers eindigend op […] , […] en […] diezelfde mast aan.

Op 13 februari 2017 heeft een observatie plaatsgevonden. Er is waargenomen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) samen om 12:42 uur zijn vertrokken vanaf het woonwagenkamp aan de [locatie] . De auto werd bestuurd door [medeverdachte] en verdachte was passagier. Om 13:45 uur hebben zij de auto geparkeerd te Antwerpen (België) en zijn zij uitgestapt. Om 13:46 uur zijn zij bij een brasserie naar binnen gegaan, waar zij tegenover elkaar plaatsnamen aan een tafel. Er is door het observatieteam tussen 13:46 uur en 14:01 uur waargenomen dat zij voorover gebogen naar elkaar toe zaten, terwijl zij met elkaar spraken. Verdachte had een smartphone met een zilverkleurige rand in zijn handen en was af en toe kennelijk iets aan het intypen. Om 14:02 uur verlieten zij de brasserie. Zij stapten in de auto en vertrokken weer. Onderweg hebben zij een korte stop van twee minuten gemaakt te Brasschaat en zijn zij om 15:19 uur weer het woonwagenkamp aan de [locatie] opgereden. Om 15:21 uur is [medeverdachte] daar weer vertrokken en om 15:23 uur is verdachte daar vertrokken.

Op 20 februari 2017 heeft ook een observatie plaatsgevonden. Er is waargenomen dat [medeverdachte] om 10:48 uur zijn auto parkeerde aan de [locatie] . Om 11:01 uur stapten verdachte en [medeverdachte] in een auto en reden zij weg. [medeverdachte] bestuurde de auto. Om 12:34 uur passeerden zij op de Nieuwe Rijksweg N325 ter hoogte van Beek de grens met Duitsland. Om 13:40 uur werd de auto geparkeerd op het terrein van KFC te Wesel, Duitsland. Zij stapten uit en gingen het restaurant binnen. Om 14:08 uur stapten zij weer in de auto. Verdachte hield een mobiele telefoon in zijn handen en bewoog zijn vingers over het scherm. Zoals het zich liet aanzien voerde hij een tekst in. Om 14:11 uur reden zij weg. Om 14:12 uur hield Kwarten een telefoon in zijn handen en kantelde deze. [medeverdachte] keek op dat moment naar het scherm van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT