Uitspraak Nº 21-002573-15. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2017-11-01

ECLIECLI:NL:GHARL:2017:9714
Date01 Noviembre 2017
Docket Number21-002573-15
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-002573-15

Uitspraak d.d.: 1 november 2017

TEGENSPRAAK

Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 16 april 2015 met parketnummer 16-701600-12 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1974] ,

wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 oktober 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (voor de inhoud van de vordering zie bijlage 1). Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. M.C.J. Teurlings, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en een andere strafoplegging komt en zal daarom opnieuw rechtdoen.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie


De raadsman heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging dient te worden verklaard. De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd.

De raadsman heeft betoogd dat verdachte op basis van het Convenant betreffende de persoonsgerichte aanpak binnen de regio Utrecht (verder te noemen: het convenant) en omdat er RCIE-informatie bekend was over verdachte, is benoemd als subject in de Persoonsgerichte Aanpak (hierna: PGA). Het convenant is gebruikt voor de start van het onderzoek. Op 13 augustus 2012 is het onderzoek naar verdachte gestart. Naar de mening van de raadsman had dit onderzoek niet mogen worden opgestart, omdat verdachte niet aan de in het convenant genoemde voorwaarden voldoet. Daarnaast komt verdachte niet voor op één van de lijsten zoals genoemd in het convenant. Verdachte had derhalve niet als subject voor een PGA mogen worden aangemerkt. Er was verder geen sprake van een plaatsing op de lijst met terugwerkende kracht. Ook over een voordracht voor PGA wordt niets gerelateerd. Het laatste strafbare feit waarvoor verdachte is veroordeeld dateert uit 1993 en niet uit 1997 zoals er in het dossier staat. Hij was toen nog maar 18 jaar. Er kan derhalve niet worden gezegd dat hij zich actueel en structureel bezig houdt (dus niet enkel vermoedens) met het plegen van middelzware en/of zware criminaliteit in het werkgebied van de regio Utrecht.

Mocht het hof van oordeel zijn dat de RCIE-informatie onder één van de voorwaarden in het convenant valt dan is duidelijk dat de eerste RCIE-informatie te oud is, namelijk ouder dan zes maanden ten tijde van de voordracht, en de tweede RCIE informatie dateert van september 2012 dus pas een maand na de start van het onderzoek.

Gelet op het bovenstaande - zo stelt de raadsman - was er geen enkele reden en/of aanleiding om verdachte te plaatsen op de lijst voor een PGA. Het onderzoek had niet mogen plaatsvinden. De raadsman concludeert dat dit primair moet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, subsidiair tot bewijsuitsluiting van al hetgeen is verkregen op grond van dit onrechtmatig opgestarte c.q. onrechtmatig voortgezette onderzoek.

Daarnaast heeft de raadsman ter ondersteuning van zijn ontvankelijkheidsverweer gevraagd om verschillende getuigen, zoals genoemd in zijn pleitnota, daaromtrent te horen.

Het hof overweegt als volgt.


Volgens het politieproces-verbaal is het onderzoek op basis van het convenant en omdat er RCIE-informatie bekend was over verdachte opgestart.

De eerste onderzoekshandelingen zijn al in 2011 verricht, derhalve voor de inwerkingtreding van het convenant. Aan de verdediging kan worden toegegeven dat hetgeen in de politieprocessen-verbaal wordt gerelateerd over het convenant en het opnemen van verdachte in het ZwaCri-register, één van de lijsten die in het convenant wordt genoemd om in aanmerking te komen voor de persoonsgerichte aanpak, uiterst vaag en onvolledig en soms ook onnavolgbaar is. Niettemin verbindt het hof daar geen gevolgen aan.

De bij de Regionale Criminele Inlichtingen Eenheid (RCIE) van de politie in 2011 binnengekomen informatie is op zichzelf al voldoende om tot een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit te leiden en derhalve tot het opstarten van een onderzoek tegen verdachte.

Verdachten kunnen en mogen aan het convenant met betrekking tot de PGA niet het vertrouwen ontlenen dat zij niet worden vervolgd als zij niet aan de criteria van het convenant voldoen. Een PGA betekent niet dat andere aanleidingen om een onderzoek te starten moeten worden uitgesloten. Zoals reeds al opgemerkt, was er RCIE-informatie aanwezig en die informatie was voldoende om een onderzoek naar verdachte op te starten. Het openbaar ministerie is derhalve ontvankelijk in de vervolging.

Het bij pleidooi herhaalde verzoek tot het horen van getuigen dient, gelet op het bovenstaande te worden afgewezen. De verdediging is daardoor niet in zijn belangen geschaad en de noodzaak daartoe is het hof ook niet gebleken.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

1:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2005 te Utrecht, althans in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

- een werkgeversverklaring afgegeven door of namens [bedrijf 1] te Utrecht (p. 277), en/of

- een werkgeversverklaring afgegeven door of namens [bedrijf 2] (p. 279)

- (telkens) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken of vervalst en/of doen vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid (zakelijk weergegeven) op voornoemde werkgeversverklaring van [bedrijf 1] vermeld of doen vermelden dat

- [verdachte] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft, en/of

- [verdachte] is aangesteld in vaste dienst, en/of

- het bruto jaarsalaris van EUR 33.000,- (en vakantiegeld van EUR 2.640,- en vaste

13e maand van EUR 2.750,-) bedraagt, en/of

- door ondertekening van die verklaring verklaard of doen verklaren dat die verklaring volledig naar waarheid was ingevuld, en/of op voornoemde werkgevers-verklaring van [bedrijf 2] vermeld of doen vermelden dat

- [verdachte] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft, en/of

- [verdachte] is aangesteld in vaste dienst, en/of - het bruto jaarsalaris van

EUR 16.800,- (en vakantiegeld van EUR 1.344,-) bedraagt, en/of

- door ondertekening van die verklaring verklaard of doen verklaren dat die verklaring volledig naar waarheid was ingevuld,

zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken

en/of

hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2005 te Utrecht, althans in Nederland,

(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt of doen maken van een vals(e) of vervalst(e)

- werkgeversverklaring afgegeven door of namens [bedrijf 1] te Utrecht

(p. 277), en/of

- werkgeversverklaring afgegeven door of namens [bedrijf 2]

(p. 279),

- (telkens) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat/die geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, (telkens) bestaande dat gebruikmaken of doen gebruikmaken hierin dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) voornoemde werkgeversverklaring(en) heeft/hebben verstrekt en/of doen verstrekken aan en/of overgelegd en/of doen overleggen aan [bedrijf 3] , en (telkens) bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat hij, verdachte, niet werkzaam was voor en/of in dienst was van voornoemde [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] zoals (telkens) aangegeven op voornoemde werkgeversverklaring(en);

2:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 augustus 2005 te Utrecht, althans in Nederland,

(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

- een werkgeversverklaring afgegeven door of namens [bedrijf 2]

(p. 282)

- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken of vervalst en/of doen vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), valselijk en/of in strijd met de waarheid (zakelijk weergegeven) op voornoemde werkgeversverklaring vermeld of doen vermelden dat:

- [verdachte] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft, en/of

- [verdachte] is aangesteld in vaste dienst, en/of

- het bruto jaarsalaris van EUR 28.800,- (en vakantiegeld van EUR 2.304,-)

bedraagt, en/of

- door ondertekening van die verklaring verklaard of doen verklaren dat die verklaring volledig naar waarheid was ingevuld,

zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken

en/of

hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 augustus 2005 te Utrecht, althans in Nederland,

(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt of doen maken van een vals(e) of vervalst(e) werkgeversverklaring afgegeven door of namens [bedrijf 2] (p. 282) -...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT