Uitspraak Nº 21-002599-18. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2019-05-01

ECLIECLI:NL:GHARL:2019:3825
Date01 Mayo 2019
Docket Number21-002599-18
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-002599-18

Uitspraak d.d.: 1 mei 2019

TEGENSPRAAK

Promis

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen - na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 10 april 2018 - op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 19 juni 2015 met parketnummer 05-862179-13 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953,

wonende te [adres 1] .

Procesgang

De rechtbank Gelderland heeft de verdachte bij vonnis van 19 juni 2015 ter zake van:

  • -

    oplichting, meermalen gepleegd (feit 1);

  • -

    de voortgezette handeling van valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd (feiten 2, 3 en 4);

  • -

    witwassen en een gewoonte maken van witwassen (feit 5);

  • -

    het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd (feit 6);

veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast heeft de rechtbank beslist op de vorderingen van de verschillende benadeelde partijen en de vordering van de officier van justitie tot verbeurdverklaring van de villa in Thailand afgewezen.

Tegen dit vonnis hebben de verdachte en de officier van justitie op respectievelijk 29 juni 2015 en 2 juli 2015 hoger beroep ingesteld.

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, zitting houdende te Zwolle, heeft bij arrest van 12 oktober 2016 het vonnis gedeeltelijk bevestigd en het vonnis vernietigd voor wat betreft de strafoplegging en de beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen en de gronden aangevuld met betrekking tot feit 6. Het gerechtshof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden, met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft het gerechtshof beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen en eveneens, zij het op andere gronden, de vordering van het openbaar ministerie tot verbeurdverklaring van de villa in Thailand afgewezen.

Namens verdachte is tegen het arrest van dit gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.

De Hoge Raad der Nederlanden (verder: Hoge Raad) heeft bij arrest van 10 april 2018, nr. S 16/05521, het arrest van het gerechtshof vernietigd, maar uitsluitend voor wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 6 tenlastegelegde en de strafoplegging, en de zaak teruggewezen naar dit hof, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

De Hoge Raad heeft de beslissing van het gerechtshof bij arrest van 12 oktober 2016 voor wat betreft het onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde en de vorderingen van de benadeelde partijen niet vernietigd. De veroordeling voor die feiten en de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen zijn daardoor inmiddels onherroepelijk. Die feiten en de vorderingen van de benadeelde partijen liggen thans dan ook niet ter beoordeling voor.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is - na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad - gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de advocaat-generaal opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis gevorderd. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. D.P. Poppe, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal - met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad en voor zover (opnieuw) aan het oordeel van het hof onderworpen - het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover thans nog aan de orde - ten laste gelegd dat:

6.
hij in de periode van 18 juli 2011 tot en met 19 augustus 2011, te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van

  • -

    een model-werkgeversverklaring d.d. 19 juli 2011, afgegeven door [bedrijf 1] ten behoeve van [verdachte] , en/of

  • -

    een model-werkgeversverklaring d.d. 19 juli 2011, afgegeven door [bedrijf 1] ten behoeve van [medeverdachte] ,

zijnde een model-werkgeversverklaring een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware(n) die model-werkgeversverklaring(en) echt en onvervalst,

bestaande dat gebruikmaken hierin, dat hij en/of zijn mededader(s) die model werkgeversverklaring(en) heeft/hebben gevoegd of heeft/hebben doen voegen bij de stukken voor de aanvraag van een hypothecaire lening op het pand [adres 2] te [plaats 2] ,

en bestaande die valsheid hierin, dat in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -

  • -

    in de model-werkgeversverklaring ten behoeve van [verdachte] was vermeld dat geen sprake was van directeur- en/of aandeelhouderschap, en/of

  • -

    in de model-werkgeversverklaring ten behoeve van [medeverdachte] was vermeld dat sprake was van een dienstverband tussen [bedrijf 1] enerzijds en [medeverdachte] anderzijds, waarbij [medeverdachte] de functie van directrice zou uitoefenen, en/of

  • -

    de model-werkgeversverklaring ten behoeve van [verdachte] en/of de model-werkgeversverklaring ten behoeve van [medeverdachte] was/waren ondertekend door [getuige 4] namens de werkgever.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs 1

De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het opzettelijk gebruikmaken van de valse werkgeversverklaringen, zoals onder 6 is ten laste gelegd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen opzet had op het gebruikmaken van de valse werkgeversverklaringen. De werkgeversverklaringen zijn door een derde ingevuld en verdachte heeft niet gezien dat de werkgeversverklaringen niet correct waren ingevuld, aldus de raadsman. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de werkgeversverklaringen van ondergeschikt belang waren bij de aanvraag van de hypothecaire lening.

Het hof verwerpt de verweren van de verdediging en overweegt daartoe als volgt.

Het hof neemt onderstaande overwegingen van de rechtbank over en maakt die tot de zijne.

De overwegingen van de rechtbank houden het volgende in:

“Naar aanleiding van een aanvraag om een hypothecaire lening is op 18 juli 2011 door de [bedrijf 2] , gevestigd te [plaats 1] , een offerte uitgebracht aan verdachte en medeverdachte [medeverdachte] voor een eerste hypothecaire inschrijving op het kantoorpand gelegen aan de [adres 2] te [plaats 2] . Volgens de offerte dienden - voor zover in dit verband van belang - werkgeversverklaringen te worden overgelegd van verdachte en van [medeverdachte] . De offerte is door verdachte en [medeverdachte] voor akkoord ondertekend. 2

Ten behoeve van verdachte en [medeverdachte] zijn op 19 juli 2011 werkgeversverklaringen opgesteld die namens de werkgever in [plaats 2] zijn ondertekend door [getuige 4] . Volgens de werkgeversverklaringen is [bedrijf 1] te [plaats 2] de werkgever van verdachte en van [medeverdachte] . Op beide formulieren is bij de vraag of de werknemer directeur/aandeelhouder is, het hokje "nee" aangekruist. Verder is op beide formulieren aangekruist dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of een aanstelling in vaste dienst. Bij verdachte is als functie ingevuld dat hij werkt als adviseur, bij [medeverdachte] is ingevuld dat zij werkt als directrice algemeen. 3

Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte en [medeverdachte] in zijn aanwezigheid de hypotheekofferte hebben getekend en dat de werkgeversverklaringen toen al klaar lagen. 4

Op 19 augustus 2011 is op naam van verdachte en [medeverdachte] een hypotheek van € 360.000,- verleend inzake het pand [adres 2] te [plaats 2] . 5

[…]

[dochter] heeft verklaard dat haar vader (verdachte) een eigen incasso vennootschap heeft gehad in [plaats 2] aan de [adres 2] met de naam [bedrijf 1] en dat hij van dat bureau nog steeds bestuurder is. [bedrijf 1] is op 1 juni 2010 opgericht omdat haar vader aangaf te willen stoppen en zijn werkzaamheden aan haar te willen overdragen. 6

Dit beeld komt ook naar voren in verklaringen van personeelsleden die hebben gewerkt bij [bedrijf 1] . Zo heeft getuige [getuige 2] verklaard dat hij werkzaam was bij [bedrijf 1] en dat deze eind 2009/begin 2010 is overgegaan naar [bedrijf 1] . Ze gingen verhuizen naar het [adres 3] . Vanaf dat moment was [dochter] de directeur en eindverantwoordelijk. 7

In aanvulling op de overwegingen van de rechtbank overweegt het hof nog als volgt.

Uit een uittreksel uit het handelsregister en een uittreksel uit de handelsregisterhistorie van de Kamer van Koophandel, beide van 22 april 2014, komt naar voren dat verdachte vanaf 15 oktober 2010 directeur en enig aandeelhouder was van [bedrijf 1] en dat [medeverdachte] van 15 oktober 2010 tot 1 januari 2014 lid was van de Raad van Commissarissen van dit incassobureau.8

Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat [dochter] de directeur was van [bedrijf 1] en dat [medeverdachte]...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT