Uitspraak Nº 21-002711-16. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2018-07-12

ECLIECLI:NL:GHARL:2018:6705
Date12 Julio 2018
Docket Number21-002711-16
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-002711-16

Uitspraak d.d.: 12 juli 2018

TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 4 mei 2016 met parketnummer 18-830390-15 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,

wonende te [woonplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 13 september 2016 en 28 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank, voor zover aan hoger beroep onderworpen, bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde en veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Aan voornoemde proeftijd dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden, zoals opgenomen in het vonnis van de rechtbank. De afhandeling van het beslag dient te geschieden overeenkomstig hetgeen daarover in eerste aanleg is beslist. De vordering van de advocaat-generaal is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,

mr. A.D. Kloosterman, naar voren is gebracht.

De omvang van het hoger beroep

Het hoger beroep is niet bij akte beperkt. Voor zover verdachte hoger beroep heeft willen instellen tegen de vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde, wordt hij daarin niet-ontvankelijk verklaard.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte bij vonnis van 4 mei 2016 vrijgesproken van de onder 2 ten laste gelegde poging tot een woninginbraak, in vereniging begaan, en de onder 1 ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld bewezen verklaard. Verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Aan voornoemde proeftijd zijn bijzondere voorwaarden verbonden, onder meer luidende dat verdachte zich onder toezicht stelt van de reclassering van het Leger des Heils en medewerking verleent aan ambulante woonbegeleiding, budgetbeheer en dagbesteding, eventueel te combineren met elektronische controle.

De rechtbank heeft het inbeslaggenomen pistool, drie paar handschoenen, een breekijzer en een waterpomptang onttrokken aan het verkeer en bepaald dat de inbeslaggenomen sporttas moet worden teruggegeven aan de rechthebbende.

Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is, voor zover aan hoger beroep onderworpen, ten laste gelegd dat:

1.
hij op of omstreeks 29 december 2015 te [plaats 1], op de openbare weg, te weten de [straat 1] aldaar, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een portemonnee en/of geld en/of een telefoon en/of sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door opzettelijk:

- die [slachtoffer] vast te pakken en/of (daarbij) te trachten de rits van de jas van die [slachtoffer] los te maken en/of

- aan die [slachtoffer] te vragen of hij een portemonnee, geld, een telefoon, sigaretten

of iets anders bij zich had en/of (daarbij) een (op een) vuurwapen (gelijkend

voorwerp) op die [slachtoffer] te richten, althans aan die [slachtoffer] te tonen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen omtrent het bewijs voor het ten laste gelegde

Inleiding

Verdachte is ten laste gelegd dat hij zich in de vroege avonduren van 29 december 2015, tezamen met zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], schuldig heeft gemaakt aan een poging aangever [slachtoffer] van zijn bezittingen te beroven. Het voornemen daartoe is volgens aangever kracht bijgezet door een vuurwapen op hem te richten.

Verdachte heeft in alle stadia van het strafproces ontkend zich daaraan schuldig te hebben gemaakt. Hij zou, tezamen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], de hen onbekende [slachtoffer] getroffen hebben bij een bushalte aan de [straat 1] te [plaats 1] en hem slechts gevraagd hebben om een sigaret, hetgeen door [slachtoffer] werd geweigerd. Er voegde zich een tweede jongen bij hen, kennelijk een bekende van [slachtoffer], (het hof begrijpt: getuige [getuige]), die wél bereid bleek rookwaar te verstrekken. Daarna kwam de politie en werden verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangehouden ter zake van - zoals hem later bleek - verdenking van betrokkenheid bij een poging tot een woninginbraak. Vanuit het politiebusje zag verdachte een vuurwapen liggen op de plaats, waar zij zich alle vijf kort daarvoor hadden bevonden. Vanwege die vondst werden ook [slachtoffer] en [getuige] aangehouden. Verdachte heeft geen verklaring voor de aanwezigheid van het pistool. Het was in elk geval, zo verklaart hij, niet van hem dan wel van één van zijn medeverdachten. Door en namens verdachte is betoogd dat de aangifte van [slachtoffer] onbetrouwbaar is en dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. Voor zover de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bereid waren te verklaren, hebben zij een op hoofdpunten gelijkluidende lezing van het incident gegeven.

Overwegingen van het hof

Uit het proces-verbaal van politie komt het navolgende naar voren.

Verbalisanten krijgen op genoemde datum rond 19.34 uur de melding dat in de nabij de [straat 1] gelegen [straat 2] te [plaats 1] getracht was om in te breken op nummer [nummer 1]. De melder had drie jongens gesignaleerd, rond de 20 tot 30 jaar oud, in het bezit van een sporttas, gekleed in trainingspakken...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT