Uitspraak Nº 21-003447-19. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2020-12-28
ECLI | ECLI:NL:GHARL:2020:10824 |
Date | 28 Diciembre 2020 |
Docket Number | 21-003447-19 |
Court | Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland) |
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003447-19
Uitspraak d.d.: 28 december 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 14 juni 2019 met parketnummer 18-720127-17 in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
laatste bekende adres: [woonadres] , [woonplaats] .
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 december 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
- bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde van aangever 1. [benadeelde partij1] ;
- bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde van aangevers 2. [benadeelde partij2] , 3. [benadeelde partij3] , 4. [benadeelde partij4] en 5. [benadeelde partij5] ;
- veroordeling van verdachte tot een taakstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen hechtenis, en
- toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen conform de beslissing van de rechtbank. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. J.C. van Galen, naar voren is gebracht.
Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde. Voor zover het hoger beroep van verdachte is gericht tegen deze vrijspraak kan verdachte daarin niet worden ontvangen. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.
Het vonnis waarvan beroep
Verdachte is bij bovengenoemd vonnis ter zake van oplichting, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. Van het onder 2 tenlastegelegde witwassen is verdachte vrijgesproken. Daarnaast heeft de rechtbank beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1] geheel toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 april 2016 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2] is ook geheel toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 september 2016 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Tot slot heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij4] geheel toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2016 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep en voor zover thans nog in hoger beroep aan de orde - tenlastegelegd dat:
1. primair
hij in of omstreeks de periode van 13 april 2016 tot en met 23 september 2016 te [plaats1] , althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid,
1. subsidiair
indien de hiervoor tenlastegelegde feiten ten aanzien van aangever 1. en/of 2. en/of 3. en/of 4. en/of 5. niet tot een veroordeling leiden zou mogen leiden: één of meer (onbekend gebleven) dader(s) in of omstreeks de periode van 13 april 2016 tot en met 23 september 2016 te [plaats1] , althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid (telkens),
((telkens) alsof dit de bankrekening van de dader(s) was), en daarmee de indruk heeft gewekt dat de dader(s) genoemde goederen zou leveren, nadat het geld aan de dader(s) was overgemaakt; bij het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door (telkens)
-zijn bankrekening ( [nummer1] ) aan deze dader(s) ter beschikking te stellen en/of -deze rekening in stand te houden (om daarop betalingen van via marktplaats aangeboden goederen te ontvangen) en/of daarvan betalingen te doen en/of
-(vervolgens) via geldautomaten contant geld van zijn rekening op te nemen voor de dader(s), althans zijn pinpas en bijbehorende pincode aan de dader(s) ter beschikking te stellen (om (vervolgens) contant geld op te nemen van zijn rekening) en/of met deze betaalpas en pincode (andere) betalingen te doen (zoals boodschappen en/of tanken).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De verdachte heeft ontkend dat hij de tenlastegelegde gedragingen heeft verricht. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in juli 2016 een keer iemand via Markplaats heeft opgelicht, maar verder niemand. Begin september 2016 heeft hij zijn bankpas verkocht voor € 1000,- aan [naam6] . Namens de verdachte heeft de raadsman dan ook aangevoerd dat verdachte van het primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van de verdachte niet zonder meer ter zijde kan worden geschoven omdat uit het dossier blijkt dat voor de oplichting – behoudens van aangever [benadeelde partij1] – gebruik is gemaakt van accounts die zijn aangemaakt in 2007, 2008, 2009 en 2010. Dat bij de oplichting van aangevers 2, 3, 4 en 5 gebruik is gemaakt van oudere accounts duidt erop dat er enige vorm van organisatie achter de oplichtingen heeft gezeten. De advocaat-generaal veronderstelt dat de verdachte niet in 2007, 2008, 2009 en 2010 accounts heeft aangemaakt om daar in 2016 mensen mee op te lichten. Mede gelet daarop zou het verhaal van de verdachte dat hij zijn bankpas heeft afgestaan kunnen kloppen.
Met betrekking tot de verklaring van verdachte overweegt het hof als volgt.
De verklaring van verdachte wordt niet ondersteund door de verklaringen van [naam7] en [naam6] . Verdachte heeft verklaard dat zijn vriendin [naam7] er ook vanaf weet omdat zij bij hem was toen hij naar [naam6] is gegaan omdat hij het het tweede deel van het geldbedrag van [naam6] wilde hebben.
Daarentegen heeft [naam7] verklaard dat zij weliswaar met verdachte bij [naam6] is geweest, maar dat het gesprek ging over een vernield raam. Het ging niet over geld en/of een afgegeven pinpas. Verder is ze nooit met [verdachte] naar de woning van [naam6] geweest. Het hof acht de verklaring dat verdachte zijn bankpas heeft afgestaan ongeloofwaardig. [naam6] heeft ontkend een pinpas van verdachte te hebben gekocht.
Het hof acht aldus bewezen dat verdachte de oplichtingen alleen heeft gepleegd.
Verder overweegt het hof dat voor een veroordeling wegens oplichting volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad meer nodig is dan het enkele zich voordoen als bonafide verkoper.
In het onderhavige geval heeft verdachte zich niet alleen voorgedaan als bonafide verkoper, maar daarnaast heeft tegenover aangevers gebruik gemaakt...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT