Uitspraak Nº 21-003926-15. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2019-04-24
ECLI | ECLI:NL:GHARL:2019:3524 |
Date | 24 Abril 2019 |
Docket Number | 21-003926-15 |
Court | Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland) |
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003926-15
Uitspraak d.d.: 24 april 2019
TEGENSPRAAK
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 19 juni 2015 met parketnummer 08-996016-12 in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
wonende te [woonplaats] .
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 22 maart 2017, 20 juni 2018, 22 juni 2018, 3 april 2019, 5 april 2019, 10 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (voor de inhoud van de vordering zie bijlage 1). Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. M.M.A.J. Goris, naar voren is gebracht.
Verdachte is bij vonnis waarvan beroep van het hem onder 1 onder A en E en het onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken. Hoger beroep tegen deze vrijspraken staat niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.
De verdediging heeft ter terechtzitting aangevoerd dat het eindvonnis van de rechtbank lijdt aan nietigheid en dat dit verzuim dient te leiden tot terugwijzing naar de rechtbank opdat verdachte een eerlijke berechting krijgt in twee feitelijke instanties.
De verdediging heeft daartoe - kort gezegd - aangevoerd dat uit het vonnis blijkt dat de rechtbank heeft beraadslaagd en eindvonnis heeft gewezen op grond van enkel de laatste twee zittingen in eerste aanleg van 18 mei 2015 en 5 juni 2015 en dat de rechtbank dus niet in haar beraadslaging acht heeft geslagen op het onderzoek ter terechtzitting van 28 oktober 2013 en 6 oktober 2014. De verdachte is door dit verzuim in zijn belangen geschaad.
Het hof overweegt dat uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 mei 2015 van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, blijkt dat de meervoudige kamer van de rechtbank het onderzoek toen opnieuw is aangevangen, omdat de samenstelling van de rechtbank is gewijzigd. Nu het onderzoek opnieuw is aangevangen op de zitting van 18 mei 2015 klopt het dat de rechtbank heeft beraadslaagd op basis van de zittingen van 18 mei 2015 en 5 juni 2015. Daarbij dient in ogenschouw te worden genomen dat volgens artikel 322, vierde lid van het Wetboek van Strafvordering beslissingen van de rechtbank inzake de geldigheid van de uitreiking van de dagvaarding uit hoofde van artikel 278, eerste lid, beslissingen op verweren van de verdachte uit hoofde van artikel 283, eerste lid, beslissingen op vorderingen tot wijziging van de telastlegging alsmede beslissingen inzake het horen of de oproeping van getuigen of deskundigen ter terechtzitting uit hoofde van artikel 287 of artikel 288 in stand blijven.
Gelet op het bovenstaande verwerpt het hof het verweer.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewezenverklaring en andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte – voor zover thans nog aan de orde - tenlastegelegd dat:
1.
[bedrijf 1] (voorheen tot 18 april 2011 genaamd [bedrijf 2]
), in ieder geval de besloten vennootschap ingeschreven in het
Handelsregister Kamer van Koophandel onder nummer [nummer] , op een of meer
verschillende tijdstippen in de periode juni 2010 tot en met 01 mei 2012 of
tot en met 28 februari 2013, in de gemeente(n) Tubbergen, Hengelo (Ov) en/of
Berkelland en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke personen en/of met
een of meer andere rechtspersonen, althans alleen,
terwijl genoemde rechtspersoon bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te
Rotterdam van 20 december 2011 in staat van faillissement is/was verklaard,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeiser(s),
B)
een of meer goederen, te weten een of meer vorderingen op: [bedrijf 3]
en/of [bedrijf 4] en/of op [bedrijf 5]
en/of op [bedrijf 6] en/of [bedrijf 7] en/of [bedrijf 8]
en/of op [bedrijf 9] tot een totaal van (ongeveer)
Euro 2.505.500,- aan de boedel had en/of heeft onttrokken, althans deze
goederen om niet, althans klaarblijkelijk beneden de waarde had vervreemd,
hierin bestaande dat deze vorderingen zonder kenbare tegenprestatie op 10
januari 2011 werden overgedragen aan [bedrijf 10] ;
(vindplaats document: D-563)
en/of
een of meer goederen, te weten een of meer (delen) van genoemde vorderingen,
na verrekening van een bedrag van ongeveer Euro 599.154,- tot een bedrag van
(ongeveer) Euro 1.929.240,-, althans vermogensbestanddelen tot een bedrag
daaromtrent aan de boedel had en/of heeft onttrokken;
(vindplaats documenten: 0-413, 0-416, 0-472 en 0-474)
en/of
een of meer baten niet had en/of niet heeft verantwoord door een bate van
(per saldo) Euro 1.929.240,- niet in de eigen administratie op te nemen, maar
in de administratie van [bedrijf 10] op te nemen of te laten opnemen als
(onderdeel van) een achtergestelde lening van [verdachte] ;
(vindplaats document: 0-474)
en/of
C)
een goed, te weten het appartementsrecht, omvattende het uitsluitend gebruik
van de commerciële ruimte met parkeerplaats op de begane grond aan de
[adres] en liet appartementsrecht, omvattende
liet uitsluitend gebruik van de commerciële ruimte met parkeerplaats op de
begane grond aan de [adres] , klaarblijkelijk
beneden de waarde had vervreemd,
hierin bestaande dat genoemde rechtspersoon (toen nog genaamd [bedrijf 2]
) in een akte van levering dd. 21 december 2010 opgemaakt door notaris [betrokkene 1]
betreffende die genoemd(e) appartementsrecht(en) heeft en/of
had doen opnemen dat verkoper ( [bedrijf 2] ) -blijkens een overeenkomst
gedateerd 15 juni 2010- had verkocht aan koper, [betrokkene 2] ,
genoemd(e) appartementsrecht(en) en dat de koopprijs Euro 200.000,- bedroeg,
terwijl in werkelijkheid de waarde (aanzienlijk) hoger was dan Euro 200.000,-;
(vindplaats document: D-509)
en/of
een goed, althans een vermogensbestanddeel tot een bedrag van (ongeveer)
Euro 422.750,- aan de boedel had en/of heeft onttrokken en/of
een last van (ongeveer) Euro 422.750,- had en/of heeft verdicht, hierin
bestaande dat genoemde rechtspersoon (toen nog genaamd [bedrijf 2] ) in
deze in het bijzonder tezamen en in vereniging met [bedrijf 11]
en/of [medeverdachte] en/of [bedrijf 12] en/of met een of meer andere
rechtspersonen en/of natuurlijke personen, althans alleen,
in een hypotheekakte dd.3l januari 2011 opgemaakt door notaris [betrokkene 1]
had en/of heeft doen opnemen (zakelijk weergegeven) dat door [bedrijf 11]
het recht van eerste hypotheek was verleend tot een bedrag van
(ongeveer) Euro 422.750,- aan [bedrijf 12] ,
terwijl er geen reële geldleningen en/of financieringen tegenover stonden
en/of zouden komen te staan tot genoemd bedrag;
(vindplaats document: D-511)
en/of
een of meer goederen, althans vermogensbestanddelen, te weten een bedrag van
(ongeveer) Euro 427.932,65, althans een geldbedrag, zijnde een deel van de
verkoopopbrengst van bovengenoemde appartementsrechten van de
verkopen/leveringen op 1 februari 2011, en/of een geldbedrag van (ongeveer)
Euro 119.000,- (zijnde een deel van een aanneemsom inclusief BTW) en/of
nogmaals een geldbedrag van Euro 119.000,- (zijnde een deel van een aanneemsom
inclusief BTW) (telkens) aan de boedel had en/of heeft onttrokken,
hierin bestaande dat genoemde rechtspersoon (toen achtereenvolgend genaamd
[bedrijf 2] en [bedrijf 1] ) die geldbedragen/dat
geldbedrag, welk(e) geldbedragen/bedrag diende(n) te worden overgemaakt naar
[bedrijf 2] en/of vanaf 18 april 2011 naar [bedrijf 1]
, vanaf een of meer zogenaamde derdengeldenrekeningen van kantoor
[notariskantoor] heeft en/of had laten overmaken naar een of meer
bankrekeningen van [bedrijf 12] en/of (een) dergelijke overmaking(en) heeft
en/of had toegestaan of heeft laten bestaan, althans waren en werden
overgemaakt, welke bedragen met rentedata van respectievelijk 3 februari 2011,
07 april 2011 en 17 juni 2011 werden bijgeschreven op een bankrekening van
[bedrijf 12] ,
terwijl er geen sprake was van een kenbare tegenprestatie van [bedrijf 12] ;
(vindplaats documenten: D-53l, D-586 en D-546 en D-547)
en/of
D)
een goed, te weten een auto, merk BMW, voorzien van liet kenteken [kenteken] , of
een vermogensbestanddeel, zijnde de opbrengst van de verkoop van die auto, te
weten een geldbedrag van (ongeveer) Euro 40.927,-, aan de boedel had en/of
heeft onttrokken,
hierin bestaande dat genoemde rechtspersoon (toen genaamd [bedrijf 1]
) die auto heeft verkocht aan [bedrijf 13] voor
genoemd bedrag van Euro 40.927,03 en die verkoopprijs op of omstreeks 29
november 2011 heeft laten overmaken naar bankrekening [rekeningnummer] bij de ING-bank,
waarvan [bedrijf 14] (KvK-nummer [nummer] ), die van 26 mei 2011 tot 23
december 2011 als statutaire en/of als handelsnaam “ [bedrijf 2] ”
bezigde, toen houder was, althans niet heeft laten overmaken naar een
bankrekening van [bedrijf 1] , zonder dat er sprake was van
een kenbare tegenprestatie;
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer
anderen en/of al dan niet via een of meer rechtspersonen tot bovenomschreven
strafbaar feit verdachte opdracht heeft gegeven dan wel feitelijk leiding
heeft gegeven aan bovenomschreven verboden...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT