Uitspraak Nº 21-004242-19. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2020-03-20

ECLIECLI:NL:GHARL:2020:2423
Date20 Marzo 2020
Docket Number21-004242-19
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-004242-19

Uitspraak d.d.: 20 maart 2020

TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 24 juli 2019 met parketnummer 16-263496-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,

verblijvende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 maart 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde tot:

- een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van het voorarrest;

- oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege;

- toepassing van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht;

- toepassing van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht door oplegging van een contactverbod met aangeefster en familie, dadelijk uitvoerbaar, gedurende vijf jaren, waarbij per overtreding zeven dagen vervangende hechtenis moet worden toegepast;

- toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ad € 1.851,53, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. R.J. Pardijs, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 24 juli 2019 ter zake van – kort gezegd – belaging (feit 1), opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, meermalen gepleegd (feit 2) en vernieling (feit 3) veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld, met daaraan verbonden verschillende voorwaarden, welke maatregel dadelijk uitvoerbaar is verklaard. Ook is de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van vijf jaren, inhoudende een contactverbod, aan verdachte opgelegd, welke maatregel dadelijk uitvoerbaar is verklaard. Tot slot is de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij geheel toegewezen.

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

1.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2018 tot en met 7 januari 2019 te [plaats] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde partij] , door

- meermalen berichten te versturen via internet/social media (WhatsApp, facebook, instagram, snapchat) naar die [benadeelde partij] en/of

- meermalen reacties te plaatsen onder foto's op haar Instagram-account en/of

- meermalen (anoniem) te bellen naar die [benadeelde partij]

- meermalen accounts en/of advertenties op internet/social media aan te maken op naam van die [benadeelde partij]

met het oogmerk die [benadeelde partij] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;


2.
hij in of omstreeks de periode van 23 november 2018 tot en met 22 december 2018 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 23 november 2018 gegeven door de officier van justitie te Midden-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, geen contact mocht opnemen met die [benadeelde partij] ;

door

- te bellen naar die [benadeelde partij] en/of

- berichten te sturen via internet/social media (Whatsapp, Instagram) naar die [benadeelde partij] en/of

- ( een) Instagram- en/of Facebook-account(s) aan te maken met haar naam en/of met dat account familie van die [benadeelde partij] te benaderen;


3.
hij op of omstreeks 21 november 2018 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een kussen en/of tijdschriften en/of een ophoudruimte/cel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de Politie eenheid Midden-Nederland toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

1.
hij in de periode van 1 september 2018 tot en met 7 januari 2019 te [plaats] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde partij] , door

- meermalen berichten te versturen via internet/social media (WhatsApp, facebook, instagram, snapchat) naar die [benadeelde partij] en

- meermalen reacties te plaatsen onder foto's op haar Instagram-account en

- meermalen (anoniem) te bellen naar die [benadeelde partij]

- meermalen accounts en advertenties op internet/social media aan te maken op naam van die [benadeelde partij]

met het oogmerk die [benadeelde partij] te dwingen iets te dulden;


2.
hij in de periode van 23 november 2018 tot en met 22 december 2018 te [plaats] , opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 23 november 2018 gegeven door de officier van justitie te Midden-Nederland, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, geen contact mocht opnemen met die [benadeelde partij] , door

- te bellen naar die [benadeelde partij] en

- berichten te sturen via internet/social media (Whatsapp, Instagram) naar die [benadeelde partij] en

- Instagram- en Facebook-accounts aan te maken met haar naam en met dat account familie van die [benadeelde partij] te benaderen;


3.
hij op 21 november 2018 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een kussen en tijdschriften, die aan de Politie eenheid Midden-Nederland toebehoorden, heeft vernield en/of onbruikbaar heeft gemaakt.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:

belaging.

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd.

Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en onbruikbaar maken.

Strafbaarheid van de verdachte

Om te bepalen of en, zo ja, in welke mate het bewezenverklaarde aan de verdachte is toe te rekenen, heeft het hof acht geslagen op de Pro Justitia rapportage van 10 april 2019 uitgebracht door S.A. Moonen, GZ-psycholoog, en de Pro Justitia rapportage van 13 april 2019 uitgebracht door N. Duits, psychiater.

Uit het rapport opgemaakt door Moonen volgt dat er sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een autismespectrumstoornis, een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en een stoornis in cannabisgebruik. Deze problematiek was deels aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde, waarbij onduidelijk is gebleven in welke mate in deze periode sprake was van (paranoïde) psychotische symptomatologie. De autismespectrumstoornis heeft doorgewerkt bij het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Verdachte kan vanuit een zeer gebrekkig zicht op en voeling met zijn emotionele binnenwereld weinig overweg met emoties, waardoor deze hem als het ware overkomen. De teleurstelling en/of krenking over de afwijzing van aangeefster en het daarover ‘roddelen’ naar collega’s heeft zich bij verdachte vertaald in (paranoïde) woede, die hij niet kon beteugelen en vanuit zijn onverstoorbaarheid niet tot een halt kon roepen, alle justitiële interventies ten spijt. Ook het aan de problematiek inherente gebrekkige empathische vermogen van verdachte fungeerde niet als rem op zijn handelen. Vanwege deze doorwerking adviseert Moonen om het onder 1 en 2 ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde kan de mate van toerekening niet worden beoordeeld.

Het rapport opgemaakt door Duits houdt – eveneens – onder meer in dat verdachte een autismespectrumstoornis heeft, alsook chronisch paranoïde psychotische problemen, die hem maatschappelijk doen disfunctioneren. Zijn cannabisgebruik doet zijn psychopathologie verergeren. De ziekelijke stoornissen van de geestvermogens waren aanwezig tijdens het ten laste gelegde en hebben zijn gedragskeuzen en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT